► Aa ~ Bb ~ Cc ~ Dd ~ Ee ~ Ff ~ Gg ~ Hh ~ Ii ~ Jj-Kk ~ Ll ~ Mm ~ Nn ~ Oo ~ Pp ~ Qq ~ Rr ~ Ss ~ Tt ~ Uu ~ Vv-Xx-Zz
- - - - - - -
p. - pagina, parentes, pater, pater, paterinus
pag. - pagina
par. - parentes
patr. - patrinus
pbr. - presbyter
pleb. - plebanus
p.m. - post meridiem, pro memoria, piae memoriae
p.p. - patrini parentes
prae. - praeceptor
pres. - presbyter
proc. - procurator
p.s. - post scriptum
p.t. - pro tempore
- - - - - - -
pace - in vrede, met vrede, door vrede
pax - vrede
pagimagister - burgemeester
pagus - dorp
panetarius - bakker
panifex - [brood]bakker
panificis - van de bakker
pannarius - lakenbereider, lakenwever
pannicida - manufacturier, lakenkoopman
pannifex - lakenwever
pannitonsor - droogscheerder, wolscheerder
pannufex - zie pannifex
pantopola - groothandelaar, grossier
papa - priester, bisschop
papalis - pauselijk
papulis - door de mazelen
papyrifex - papierfabrikant, papiermaker, papierarbeider
papyrificis - van de papierfabrikant
paralysis - verlamming
parasceve - goede vrijdag
parens - ouder, vader
parentela - familie [in de ruimste zin], verwantschap,
parentelae - van de familie
parentelus - ouderlijk
parentes - ouders
parentis - van de vader, van de ouder
pariter - tegelijk, op gelijke wijze, evenzeer
parochia - parochie
parochianus - parochiaan
parochus - pastoor, parochiepriester
pars - deel
partim - gedeeltelijk
partus - pas geboren kind, bevalling
parvulus [vrw. -a] - klein, jong, jong kind
parvus [vrw. -a] - klein, kleine jongen, klein meisje
pascha - pasen
pastellator - blikslager, pannensmeder
pastor - pastoor, predikant, dominee, zielenherder
pastor loci - pastoor van deze plaats
pater - vader
pater denominatus - aangegeven of genoemde vader
pater ignotus - onbekende vader
pater nescitur - vader niet genoemd, onbekend
pater patris - grootvader langs vaderszijde, vader van de vader
pater praevignus sponsae - stiefvader van de bruid
pater sine nomine - ongenoemde vader
pater sponsae - vader van de bruid
pater sponsi - vader van de bruidegom
pater suppositus - vermoedelijke vader
paternitas - vaderschap
paternus - vaderlijk
patibulum - kruis, galg
patraster - stiefvader
patrem - vader [lijdend voorw.]
patrem designare recusavit - zie quae patrem designare recusat
patria - vaderland, land
patria caesarea - land behorend aan de keizer
patria imperialis - land behorend aan de keizer
patrina - doophefster, doopmoeder
patrini - peter en meter, doopouders
patrini parentes - doop ouders
patrinus - doopheffer, doopvader
patris - van de vader
patris soror - vaderszuster, tante
patrius - vaderlijk
patrueles - volle neven, volle nichten, waarvan de vaders broers zijn
patrueles magni - neven en nichten in de tweede graad, waarvan de beide grootvaders broeders zijn
patruelis - volle neef, volle nicht [van vaders broer of zuster]
patruelis magnus - kleinkind van de broer van grootvader
patruus - oom, vadersbroer
patruus magnus - oudoom, broeder van grootvader
patruus major - overgrootoom, overoudoom, broeder van de overgrootvader
patruus maximus - betovergrootoom, betoveroudoom, broeder van de betovergrootvader
pauper - arm
paupercula - arm vrouwtje
pauperculus - arm mannetje
pecora - vee, kalveren, koeien
pectorali morbo - door een borstkwaal
pecunia - geld
pecus - vee
pedes - voetganger, voetknecht, infanterist
pedisequa - dienstbode, kamermeisje
peditis - van de voetganger
pelliceum - pelzen borstrok
pellifex - bontwerker, pelswerker
pellificis - van de bontwerker
pelliparius - bontwerker, pelswerker
pelvifex - metalen schalen- en schotelmaker
penesticus - uitdragen, [oude]kleerkoper
penitentia - berouw, biecht, boete
pentarchus - onderbevelhebber, tweede in rang
pentecoste - pinksteren
penultima - de voorlaatste dag [van de maand]
per - door[... heen], gedurende, door middel van
per duos dies aegrotavit - hij was twee dagen lang ziek
per me - door mij
per procurationem - bij volmacht
peregrinus - reiziger, trekker, pelgrim, vreemdeling
perhonestus - weledele
periculosus - gevaarlijke
periculum mortis - stervensgevaar
perillustris - edelachtbare, hooggeachte, zeer aanzienlijke
peripneumonia - longontsteking
persistere - op iets blijven staan, volharden, staanhouden
persuadere - aanraden, overreden, overhalen, doen geloven
pharmacopola - apotheker, koopman in zalf en reukwerk, kwakzalver
phrenesis - krankzinnigheid
phtisicus - teringlijder
phtisis - tering
piae memoriae - zaliger gedachtenis
pictaciarius - [schoen]lapper
pictor - schilder
pictores - schilders
pietas - vroomheid, gehoorzaamheid, pieteit
pietatis - van de vroomheid
pincerna - schenker
piscator - visser
pistor - bakker
pistrix - bakkerin
pius [vrw. -a] - vroom, trouw
placide - vreedzaam
platea - straat
plebanus - pastoor, priester, wereldgeestelijke
pleuritide - wegens pleuritis, zijdewee, borstvliesontsteking
plumbarius - tinnegieter
plures alii - meer anderen
plurimi - zeer veel anderen
plurimum reverendus - zeer eerwaarde
poena - straf, pijn
polentarius - mouter, graanmaler, brouwersknecht, brouwersgast
pomarius - fruithandelaar, fruitverkoper
pomeridianam - na de middag
pomeridianus - namiddags
pompa funebris - begrafenisstoet
popinarius - gaarkeukenhouder, verkoper van gekookt en gebraden vlees, levensmiddelenhandelaar
post - na, nadien, nadat
post alium - na de andere, na het andere
post denuntiationem ternalem - na de drie huwelijksafkondingen
post hominum memoriam - sinds mensengeheugenis
post interlocutoriam sententiam - zie ante interlocutoriam sententiam
post meridiem - na de middag
post partum - na de bevalling
post prandium - na het ontbijt
post scriptum - naschrift [in brieven]
post susceptum baptismum - na het ontvangen van het heilig doopsel
post tenebras lux - na de duisternis komt het licht
post trinam proclamationem - na de drie huwelijksafkondigingen
postea - naderhand
posteri - nakomelingen
posteritas - nakomelingenschap
posthumus [vrw. -a] - kind geboren na de dood van de vader
postmeridianus - zie pomeridianus
postquam - nadat
postridie - op de volgende dag, daags nadien
postumus [vrw.-a] - zie posthumus
pr(a)e - voor
praeceptor - schoolmeester, onderwijzer
praeco - afkondigen van overheidsbekendmakingen, heraut, amman [ambachtsman], baljuw, drost, schout, gerechtsbode
praedictum - voornoemd
praedictus [vrw. -a] - voornoemd
praedio - gisteren
praefectus - districtshoofd, amman [ambachtsman], voogd
praegnans - zwanger
praemissis proclamationibus - na de huwelijksafkondigingen
praemissis tribus bannis - na de drie huwelijksafkondigingen
praemittendis - nadat gezegd was, wat gezegd moest worden, nadat verzonden was wat verzonden moest worden
praemunitus - voorzien van
praenobilis - edel
praenobilis domina - edele dame
praenobilis dominus - edele heer
praepositus - geestelijke in rang direct onder de abt [belast met kerkelijke rechtspraak], persoon met een leidende taak, proost
praesentibus [ut] testibus - in de aanwezigheid van de getuigen
praetendens - aanstaande [echtgenoot/echtgenote]
praetendentis - van de aanstaande [echtgenoot/echtgenoot]
praeter - wegens, behalve
praetor - burgemeester, provoost [net als baljuw een gerechtsdienaar]
praevia dispensatione [in tribus proclamationibus] - na het verkrijgen van vrijstelling [van de drie huweljksafkondigingen]
praevignus - zie privignus
praeviis sponsalibus et tribus bannis - voorafgegaan door ondertrouw en door de drie huwelijksafkondigingen
praeviis tribus bannis - voorafgegaan door de drie huwelijksafkondigingen, na de drie huwelijksafkondigingen
praevius - voorafgaand, tevoren
pre - zie prae
preadicte - voornoemde
precedens - voorafgaande
precedente - met het voorafgaande
preco - zie praeco
predio - zie praedio
prefigna - zie privigna
prefignus - zie privignus
premissis - zie praemissis
prepositus - zie praepositus
presbyter - priester, ouderling
presentia - aanwezigheid
presentibus [ut] testibus - zie praesentibus [ut] testibus
pretor - zie praetor
pridie - de vorige dag, daags ervoor, gisteren
pridie circumsionis - daags tevoren de besnijding [van Jezus Christus]/8e dag van kerst
prima - de eerste dag [van de maand]
prima noctis - in het eerste uur van de nacht
primam noctis - een uur van de nacht
primo - ten eerste, in het begin, aanvankelijk
primogenitura - eerstgeboorterecht
primogenitus - eerstgeborene
primus - eerste, voorste
princeps - koning, graaf, abt
priore anno - in het jaar tevoren
privigna - stiefdochter
privignus - stiefzoon
pro - voor, ten behoeve van, in plaats van
pro animae suae refrigerio - tot verkwikking van zijn ziel
pro iuribus pastoris - voor pastoorsrechten
pro memoria - voor de herinnering
pro qua - in wiens plaats
pro quibus absentibus suppleverunt - die bij hun afwezigheid vervangen werden door
pro quo - in wiens plaats
pro quo absente supplevit - die bij diens afwezigheid verving
pro re nata - naar de aard der zaak
pro se er suis - voor hem en de zijnen
pro tempore - voor de tijd van
proamita - zuster van een overgrootvader, overoudtante
proauctor - stamvader
proavia - overgrootmoeder, voormoeder
proavunculus - broer van een overgrootmoeder, overoudoom
proavus - overgrootvader, voorvader
probationis causa - terwille van het bewijs
probator - muntcontroleur, muntkeurmeester
probatum est - het is proef ondervindelijk goed gebleken
prochiliarcha - luitenant-kolonel
proclamatie - afkondiging van het voorgenomen huwelijk, roep
procreare - verwekken, in 't leven roepen, voortbrengen
procreatores - ouders
procul[a] - ver [van]
procurator - woordvoerder, zaakwaarnemer, advocaat, gevolmachtigde
procutatorium - volmacht
prodigi - kwistgoederen [van iemand die wegens verkwisting onder curatele wordt gesteld]
prodigus - verkwister [persoon aan wie het beheer van zijn goederen gerechtelijk ontnomen is]
progener - man van de kleindochter
progenerare - verwekken, in 't leven roepen
progenies - afstamming, stam, geslacht, kind
progenitor - stamvader, voorvader
progenitrix - stammoeder
progenitus - zoon, kind, ras, afstamming, nageslacht
prognatus - geboren, afstammeling
proles - kind, kroost, nageslacht
proles illegitima - onwettig kind, bastaard
proles naturalis - wettig kind
proles spuria - onwettig kind, bastaard
promatertera - zuster van de overgrootmoeder, overoudtante
promeridianus - in de voormiddag
pronepos - achterkleinzoon
proneptis - achterkleindochter
pronurus - vrouw van een kleinzoon
propaginis - van het nageslacht
propago - nageslacht, nakomelingschap
propatruus - broer van een overgrootvader
propia persona - in eigen persoon
propinquitas - verwantschap, nabuurschap, buurt, nabijheid
propinquus [vrw. -a] - bloedverwant
propola - opkoper, oudeklerenkoper
proprietarius - eigenaar
propter - wegens, om, volgens,
prosapia - verwantschap, familie, geslacht, nageslacht, nakomelingschap
prosocer - overschoonvader, grootvader van de echtgenote
prosocera - overschoonmoeder, grootmoeder van de echtgenote
protavus - bet-overgrootvader
protribunus - bevelhebber, commandeur, opperofficier, overste
prout - naarmate
provisus - het vooruitzien, de voorzienigheid, mits, vooropgesteld dat
pubertas - puberteit, huwbaarheid, rijpingstijd
puella - meisje
puellaris - meisjesachtig, maagdelijk
puellula - klein meisje, aardig meisje
puer - jongen, kind
puera - meisje
pueri - kinderen
puerinus - knaapje, jongetje
pueritia - kindsheid, eerste jeugd, kinderjaren [tot 17 jaar]
puerpera - kraamvrouw
puerperis [in-] - tijdens de bevalling
puerperium - bevalling, het baren, kraambed
puerulus - baby
pugna - veldslag
pupa - klein meisje, poppetje
pupil - pleegzoon
pupilla - moederloos, halve wees van moederszijde, pupil, pleegdochter
pupillaris - van de wees, van de pupil
pupillus - moederloos, halve wees van moederszijde
pupula - klein meisje, oogappel
pupulus - jongetje, knaapje
pupus - jongetje
purificatio - Maria lichtmis [= 2 februari]
pusio - knaapje, jongetje
pustulae - puisten
pusus - knaap, jongen
puteus - put, gat
putus - knaapje, jongetje