► Aa ~ Bb ~ Cc ~ Dd ~ Ee ~ Ff ~ Gg ~ Hh ~ Ii ~ Jj-Kk ~ Ll ~ Mm ~ Nn ~ Oo ~ Pp ~ Qq ~ Rr ~ Ss ~ Tt ~ Uu ~ Vv-Xx-Zz
- - - - - - -
d. - dominus
d. - denarius
d.a. - dicti anni
d.cella - domicella
d.d. - de dato
dec. decanus
d.g. - dei gratia
dict. - dicto, dictus
dioc. - diocesis
d.j.u. - doctor juris utriusque
dlla - domicella
dna - domina
dns. - denatus
dnus - dominus
d.o.m. - deo optimo maximoque
dr. - doctor
d.v. - deo volente
- - - - - - -
dabem - verleend, verlenen
dapifer - drossaard, drost
data generali absolutione - geven van de algemene absolutie [die men gewoonlijk ontvangt in het stervensuur]
dato - op de dag
datum – gegeven, dag van uitgifte van een oorkonde of brief
de - van, vanaf, vanuit, over
de consensu meo - met mijn toestemming
de consensu parentum - met toestemming van de ouders
de consensu pastoris - met toestemming van de pastoor
de consensu quorum interest - met toestemming van de belanghebbende
de dato - van de dag, op de dag
de effectu arresti - met betrekking tot de werking der beslaglegging
de expressa licentia - met de uitdrukkelijke vergunning/toelating
de gratia speciali - door een bijzondere gunst
de hodie - vanaf de huidige dag
de labore suo vivens - die zijn brood verdient door zijn werk
de mea licentia - met mijn toekenning/toestemming
de more - volgens de gewoonte
de nocte - 's nachts
de nullitate - met betrekking tot nietigheid
de prima contumacia - van eerste verstek [zie ook contumacia]
de sacro fonte susceperunt - ze [peter en meter] namen [het kind] op van de doopvont
de secunda contumacia - van tweede verstek
de suis vivens - die in zijn eigen onderhoud voorziet
de triduo ad triduum - van termijn tot termijn
debilitate senectus - wegens seniliteit
debilitate - door gebrekkigheid
debitis - met, door verplichtingen; verplichte
decalciare - het schoeisel uitdoen
decanatus - dekenaat
decanus - deken (a) kerkelijk waardigheidsbekleder in een domkapittel (b) voorzitter van een universitaire faculteit
decarchus - korporaal
decem - tien
decembris - december
decempedator (iuratus) - [gezworen] landmeter
decennis - tiener, tienjarige
decennium - tijdvak van tien jaar
decidere - beslissen
decima - tien, tiende
decima bladi - grote of grove tiende [geheven op de veldgewassen]
decima de nutrimentis animalium - landtiende, weilandtiende, krijtende tiende
decima feni - hooi tiende
decima gelimae - stro tiende
decima predialis - zie decima de nutrimentis animalium
decima torbonum - turf tiende
decimae novales - nieuwe tienden
decimae veteres - oude tienden
decimator - tiende heffer
decimo - tiende
decimonono - negentiende
decimoquarto - veertiende
decimotertio - dertiende
decimus - tiende
declarans - eiser voor een gespecificeerd geldsbedrag
declarans se scribere non posse - verklarende niet te kunnen schrijven
declaratio - verklaring die een eiser bij het gerecht indient
declaratus - verklaard hebbende
decollatus - onthoofd
deculciare - het schoeisel uitdoen
decurio maior - sergeant majoor, opperwachtmeester
decurio militum - onderofficier, korporaal
dedi - ik heb gegeven
dedicatio - (in)wijding van kerk, viering
deducens - degene die een deductie voor gerecht brengt
deducere – afleiden, aftrekken
deductio - stuk waarin uit gestelde feiten een eis (in rechte) wordt afgeleid, aftrekking, uittreksel
defecto virium - in gebreke van krachten
defemetorum - overlijdensregister
defensor - verdediger
[sententia] definitiva - [eind] vonnis
defuncti - overledenen
defunctus [vrw. -a] - gestorven, overleden, uitgestorven
deglubitor - vilder
dei gratia - door de gratie Gods
deinde - opvolgend, daarna
delirium - waanzinnigheid
demigravit - overleden, verhuisd
demoliri - slopen
denarius - Romeinse zilvermunt
denatus - gestorven
denuntiare - huwelijksgeboden, afkondigen
denuntiatio - afkondiging
deo juvente - met Gods hulp
deo optimo maximo - aan de heerlijkste opperste God [op grafzerken]
deo optimo spiritum dedit - hij gaf aan God, de allerhoogste, zijn geest
deponens - hij die een verklaring aflegt
depositio - beedigde verklaring, afgelegd voor een gerechteljk commissaris
derelicta - weduwe
derogare - afbreuk doen, inbreuk maken, afwijken van de wet
descendens - nederdalend, afstammeling, nakomeling
descendere - neerdalen, afstammen, overlijden
descendi - ik ben afgedaald, ik stam af van
descensum - neergedaald, afkomstig van, overleden
deservitor - bedienaar van de parochie, koster
desistere - afzien
desponsare - verloven, uithuwen
desponsatio - verloving
desponsatus [vrw. -a] - verloofd
destitutus sensibus - van zinnen beroofd
desunt cetera - de rest ontbreekt
detentio - hechtenis, houderschap
devotus - toegewijd, vroom
dexter - rechts
diaconus - diaken
diarrhea - diarree
dicere - zeggen
dicit - hij/zij zegt
dicti anni - de genoemde jaren
dictionis caesariae - onder keizerlijk gezag, in een rijksland
dicto - in het gezegde
dicto loco - op de gezegde plaats
dictum - uitspraak, gezegd
dictus - gezegd, vernoemd, geheten, genoemd, voornoemd, bijgenaamd
dicunt - zij zeggen
die - op de dag
die precedente - op de voorgaande dag
die subsequente - op de volgende dag
diebus - op de dagen
diem suum clausit - sloot zijn levensdag af
dierum - van de dagen
dies - dag
dies feriatus - feest-/marktdag
dies illa - deze dag
dies irae - dag des toorns
dies jovis - donderdag
dies lunae - maandag
dies martis - dinsdag
dies mercurii - woensdag
dies natalis - geboortedag, verjaardag, kerstdag
dies saturni - zaterdag
dies solis - zondag
dies veneris - vrijdag
dies veneris parasceves - goede vrijdag
dies veneris sanctus - goede vrijdag
digamus - voor de tweede maal gehuwd
digesta - uitgelezen, geordende, berekende zaken
diis manibus sacrum - gewijd aan de zielen van de afgestorvenen
dilatus - uitgesteld, verwijderd
dilirium - zie delirium
dimachus - dragonder, lichtbewapend ruiter
dimeritum - gebied waar tiende geheven werd
dimidium - helft, half
diminutio - verminderingen, antwoord op een declaratie van kosten
dimissoriales dedi ad contrahendum matrimonium - ik gaf verlofbrieven voor het voltrekken van een huwelijk
dimissus - gezonden
diocesis - van het bisdom
dirimentibus [impedimentibus] - vernietigende beletsels
discedere - weggaan, zich verwijderen
discessit - hij ging weg [overleed]
discessus - dood [gegaan]
discordia - onenigheid
discussio - discussie
dispensatio - vrijstelling
dispensatio affinitatis - vrijstelling voor aanverwantschap
dispensatio consanguinitatis - vrijstelling voor bloedverwantschap
dispensatio in bannis - vrijstelling van de afkondigingen
dispensatio in uno banno - dispensatie van een huwelijksafkondiging
dispensavi - ik heb vrijstelling verleend
dispensavit - heeft vrijstelling verleend
dispositum - beschikking, wilsbeschikking in testament
dissimilis - ongelijk
dissolutio conjugi - echtscheiding
distinctio - onderscheid
ditionis caesariae - zie dictionis caesariae
dito - op dezelfde dag
diurnus - een dag durend, dagelijks
diuturna infirmitate - na een langdurige ziekte
diuturno languore - na een langdurige ziekte
divortatus [vrw. -a] - gescheiden
divorti sententia - echtscheidings uitspraak
divortium - echtscheiding
dixi - ik heb gezegd
dixit - heeft gezegd, zei
doctor - leraar, gepromoveerde aan de universiteit, meester in de rechten
doctor juris utriusque - meester in de beide rechten [kanoniek en Romeins recht]
dolator - timmerman, meubelmaker
doliarius - tonnenmaker, kuiper
domicella - juffrouw, jonkvrouw, jonge edele vrouw
domicellus - heer, jonge edelman
domicilium citandi eligere - een adres kiezen waar men gedagvaard kan worden
domicilium - woning, woonplaats
domina - [adellijke] vrouwe des huizes
dominica - zondag
dominus - heer [titel van ridders, seculiere priesters en predikanten]
dominus castri - kasteel heer
dominus loci - de heer van de plaats
dominus supremus - kolonel
dominus temporalis - plaatselijke heer
domus - huis
drossardus - drossaard, baljuw
ducatu - in het hertogdom
ducentesimus - tweehonderdste
ducenti - tweehonderd
ducis - van de leider, aanvoerder, vertrokken
ducissa - hertogin
dum viveret - tijdens zijn leven, toen hij leefde
duo - twee
duo et viginti - tweeentwintig
duodecies - twaalfmaal
duodecim - twaalf
duodecimus - twaalfde
duodennis - twaalfjarige
duodetricesimus - achtentwintigste
duodetriginta - achtentwintig [letterlijk twee van dertig]
duodevicesimus - achttiende
duodevicies - achttienmaal
duodeviginti - achttien
duoetvicesimus - tweeentwintigste
duoetvicies - tweeentwintigmaal
duplex vidua - tweemaal weduwe
durante vita - gedurende het leven
dux - hertog, leider, aanvoerder
dux belli - overste, kolonel
dux militum - generaal, bevelhebber
duxit in matrimonium - huwde
dysenteria - dysenterie, buikloop
dysuria - moeilijkheid om te urineren