► Aa ~ Bb ~ Cc ~ Dd ~ Ee ~ Ff ~ Gg ~ Hh ~ Ii ~ Jj-Kk ~ Ll ~ Mm ~ Nn ~ Oo ~ Pp ~ Qq ~ Rr ~ Ss ~ Tt ~ Uu ~ Vv-Xx-Zz
- - - - - - -
gen. - genus
gral. absolutione - generali absolutione
- - - - - - -
gangredine consumptus - door kanker verteerd
garbae - schoven, graanschoven
garcifer - kok, keukenjongen, koksjongen, stalknecht, kamerheer
gemellae - vrouwelijke tweelingen
gemelli - mannelijke tweelingen
gemellus [vrw. -a] - tweeling
geminae - vrouwelijke tweelingen
gemini - mannelijke tweelingen
geminus [vrw. -a] - tweeling
gemmarius - steensnijder, juwelier
gemmellus - zie gemellus
geneculum - zie geniculum
gener - schoonzoon
generali absolutione - met algemene absolutie
generatie – familie, mensenleeftijd, geslacht
generi - van de schoonzoon
generis - van het geslacht
generosa - weledelgeboren dame
generosus - weledelgeboren heer
genetrix - moeder, zij die baart
geniculum - knie, graad van verwantschap
genimen - spruit, afstammeling, nakomeling
geniminis - van de nakomeling
genitor - verwekker, oorsprong, vader
genitores - ouders
genitrix - zie genetrix
genitum - verwekt, voortgebracht, geboren
genitura - oorsprong, afkomst, nageslacht, nakomelingschap, geboorteuur
genitus [vrw. -a] - verwekt, in 't leven geroepen, voortgebracht, telg, afstammeling, zoon, dochter
gens - familie [van manswege], geslacht, stam, volk
gentiles - verwanten, heidenen
gentilitas - verwantschap
gentilitius [vrw. -a] - tot het geslacht behorend
gentis - van het geslacht
genui - ik heb verwekt, in 't leven geroepen, gebaard
genus - geslacht
germana - volle eigen zus, lijfelijk, eigen
germanus - volle eigen broer, lijfelijk, eigen
germen - twijg, knop, spruit, afstammeling, nakomeling
genninis - van de twijg; afstammeling
gerulus - drager, bode
gignere - verwekken, in 't leven roepen, voortbrengen
gladiarius - messenmaker, wapensmid, degensmid, zwaardveger
gloris - van de schoonzuster
glos - manszuster [schoonzuster]
gradus - graad van bloedverwantschap, stap
granarium - graanzolder of magazijn
granarius - ambtman, baljuw, drost, bediende bij de graancijns, rentmeester van een hofhorig goed
granum - graan
graphiarius - secretaris, schrijver, klerk
grassarius - vettewarier [iemand die olie en kaarsen verkoopt]
gratia - genade, begenadiging
gratis et pro deo - gratis
gravamen - bezwaar[schrift]
gravamina - bezwaren
gravare - belasten
gravida - zwanger
graviditas - zwangerschap
graviditatis - van de zwangerschap
gravis - zwaar, ernstig, zwanger
greffiarius - zie graphiarius
gregio - herder, gemeen soldaat, soldaat tweede klasse
grossa - grosse, gewaarmerkt afschrift van een akte
grossare - een gewaarmerkt afschrift maken
grutarius - grutter [kruidenier], gorter [molenaar]
gubernator - bestuurder, stuurman