Bron: RHCL Maastricht - nr. 144 Well - boek 1 DH1699-1719 - blz. 1-15
≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈ ≈
Transcriptie Well 1661 rente boek "staat van renten ten behoeve van de parochie":
[blz. 1 rechts]
127
Register
Van alsulcke rentten van thins, rogge
gerst, haver, wass, jaergelt ende
andere, als die kercke tot Well
iaerlix geldende ende quoomende
heeft geextraheert ende gerenoveert
vuijt de oude ende nieuwe kercken
boecken ende vuijt de oude ende nieuwe
registers, daer van de kercke voorss
tot den tegenwoordighen jaere sestien
hondert een en(de) sestich eene volcomene
possessie heeft gehadt ende noch is gecoomen
door mij
Petr: Jeurgens secret.
tot Well ./.
[in ander handschrift voor hondert: 1661]
[later in ander handschrift onder bijgeschreven:
Peter Jeurgens was secretaris
van Well reeds in 1646
+ 1681]
[blz. 2 links blanco]
[blz. 2 rechts]
Well
1 Gudden hoff een malder ruebsaet
2 Sophia Cuijpers vuijt huijs ende hoff
twe deniers thins ende een malder gersten
vuijt het testament van Alitgen Cuijpers
eenen gl: viftien sth: deese gulden vijft-
thien is afgelacht ende betaelt
3 Jenneken Fijtten vuijt huijs ende hof
een vatt gersten. x noch vuijt den langhen
morghen in de bant gelegen en(de) van Reijnder
Aengensandt aengecocht twe vat gersten
dese twe vat ontfangen die giltbroeders
NB Dese twe vat is abuijs en(de) staen op Peterken
van Gulick
[blz. 3 links]
[in linkerbovenhoek in ander handschrift:
modo Gerit Lhens
nu aengecocht
Wilbert
Peter op
de Groote
Weij]
Well
Jasper Hermens vuijt sijnen hoffstatt
[w]eijde lant twe deniers twe groten
4½ alt morken thins ende drij sester gersten
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Noch vuijt Kerstien Keijsers goet twe vat
roggen een pont wass ende een hoen
noch vuijt Jan Kopkens hoffstatt van Gerart
Clooten aengekocht elff sester gersten
dese - ii - sester ontfangen de giltbroders
[in ander handschrift:
Item van Kerstien Keijsers goet daer
van betaelt Nilis Derrickx woonende inde
Coij een vatt roggen een half pont was en
een half hoen, Jaxken thoe Baerts een
half vatt roggen een verdel ponts was
ende een verdel vant hoen, Diebel
Diebels hier van een spint roggen een
half verdel pont was ende een agtendeel
vant hoen, item Thonis Poell een spint roggen
een half verdel pont was ende een agtendeel
vant hoen]
Wessel Sthevens vuijt huijs en hoff
xvij alden vlemken dit is pacht
modo Seger Hoecken :
[blz.3 rechts]
Well
Peter Hermens vuijt huijs ende hof
½ alden vlemsch en(de) twe vat gersten, noch
wegh Jan Basten eenen denier en alt morcken
1½ alde vlemsch thins en(de) een simmeren
gersten, van hanssen erff een vat roggen hier van
ontfangen die giltbroders een simmeren gersten
[dan in ander handschrift: modo Peter van den Bergh]
Alitgen Crouwels vuijt huijs ende
hoff - ij alde vlemsch thins,
[na thins in ander handschrift: modo den schol-
tis Wickenhuijsen, nu aengecogt
Jaspar Raemmaeckers]
Peter Hebben vuijt huijs en(de) hoff so hij
met Jan opden Hoff heft omgelaght
eenen groot thins ende een vat gersten
van Giel Corvers hoffstatt 2 – gl: 10 – sth:
[dan in ander handschrift:
Hier van betaelt Matthijs Hebben
erffgenamen het vatt garsten ende
eenen groot tot thins :
Jtem van Giell Corvers hoffstaett
twe gulden thien stuijvers modo
Jan Hebbens erffgenamen]
[blz.4 links]
Well
Lindert Roloffs - 3 – alde morckens en(de) ½ alt
butgen thins ende een vat gersten vuijt sijn
wertgens, modo Sijbert Buijcker tot
Gogh
[na Gogh in ander handschrift: modo mijne heer Laeckhuijsen
heer tot Walbeck etc]
Frederick Hoen van Jan Hanssens erff
een vat roggen noch van sijne hoffstatt
een half malder gersten dese gerst
ontfangen de gilt broeders
[na broeders in ander handschrift: modo
Jan Hoenen nu aengecogt het
onderpandt eenen morgen landts
Jaspar Raemmaeckers moet aen
ons kerck s iaerlix ii st geven
een vatt roggen]
Gerart Huijge van sennen werdt
4 - groten thins ende twe vat gersten
van Pouwel de Wiltschuts hoffstatt
een malder gersten, vant dollens daer
Jan Seurren t onderpant van heeft vier vat
gersten, van Gerart de Vehrs hoffstatt
½ mald: gersten dit ontfangen de giltbroeders
Op den 9 Jannuarij 1664: compareerden
voor haere graffe genade vrouwe tot Well
ende den heer pastor, Gerart Huijge ende
heft Jan Seurren ontlast van die vier vatt
gersten, en(de) daervoor tot onderpant gestelt
een stuck bowlant gelegen op die Heselingher
[rest niet zichtbaar, afgesneden bladzijde]
[blz.4 rechts]
Well
Jan Seuren van sijne hoffstat 2: deniers thins
noch vandeselve een mald: gersten maer
hier van betaelt Gerart Huijge vier vatt
noch vandeselve twe vat haever, noch
van een weijde van Derick van Guijlick
aengecocht ½ mald: roggen
[in ander handschrift daarboven, terzijde en daaronder:
Hier van betaelt Joannes van Holsaet van
sijn aengecogte hoffstatt een vatt garsten
een vatt haveren ende eenen denier
Ende heer
Lenssen hier
van sijn hoff
staet oick
een vatt garsten
een vatt haveren
ende eenen
denier, jtem Gabriel Vhaes aengecocht de
weijde gelegen achter Elsteren, een sieten de heere
in de Gaesdonck, andersieten Herman Heijns zal: erft
waer inne het half malder roggen is liggende
aen ons kerck sijnde ..cick het onderpandt
voor de kerck tot Well, moet nu betaelen
de erffgn: van Gabriel Vhaes zal]
Henrick Hermens een malder roggen
[dan daaronder in ander handschrijft:
modo Hendrick Seelen tot Beeck
zal(ige)r erffgenamen sijnde het onder
pandt huijs hoff, ende het landt
agter het huijs]
Grijtien Wevers erffgh: vuijt de hoffstatt
tot jaergelt viffthien sth. noch eenen sester
gersten dese gerst ontfangen die giltbroders
noch eenen alden vlemsch thins
[blz.5 links]
Well
Mett Vischers vuijt huijs ende hoft
½ alden vlemsch thins ende 1½ malder gersten
het een mald: is verlose maet, op den 30e
jannuarij 1670 hebben Willem Vischers ende
Lisbet Vischers desen voorss pacht gedeelt
ende sall Lisbet betaelen vuijt een stuck
bowlant gelegen op de Pael eendersits Jan Beckers
andersits Herman Heijnen met den eenen eijnt op den
wegh en(de) met den anderen op Jan Beckers vier vat welse #
[in marge aansluitend bij bovenstaand tekst:
# maet ende
Willem Derest
vanden pacht en(de)
vanden thins
hier van nu
aingecoght
Willemken
Lenssen huijs
haft, en lant
moet nu be
talen de vijff
vatt garsten
met den tins]
Tilman Buijs vuijt het lant dat hij in
buijtinghe becomen tegens Ardt Neelkens
hoff gelegen bijder weedom eenen sester gersten
[daaronder in ander handschrift:
modo Peter Hebben zal(ige)r erffgenamen
eenen sester garsten s'jaerlix]
Gabriel Vaeghs van Peter Victors hoffstadt
een vat gersten
[daaronder in ander handschrift:
, modo Wilbert Peters]
[blz.5 rechts]
Well
T' Closter tot Well ses alde vlemsch
eenen groot een alt morcken thins, vijff
vat gersten
Willem van Holsaet vuijt huijs en(de) hoff ½ alden
vlemsch en(de) ½ mald: gersten noch vuijt sijnen
weerdt twe vat gersten dese twe vat
ontfangen die giltbroders hier van be-
taelt Peter van Kessel van de hoffstadt
een half malder garsten, met den ver-
naembdin thins, ende Joannes van
Holsaet vuijt den werdt – twe vatt
garsten.
Derick Willems vuijt huijs en(de) hoff
½ alden vlemsch en(de) drij vat gersten,
[daarna in ander handschrift: hier
van betaelt Maria Claessen een
vatt garsten, ende den darden coet
van den thins, item voor Derick
Willems het welcke Jan van Holsaet
heeft aengecocht van Derrick Roosen
modo nu Joannes van Holsaet #
[in marge aansluitend bij voorenstaande:
# Item de
camer van
Anna Claes.
Joannes van
Holsaet
oick het vatt
garsten met
den voorss:
spint]
Peterken van Gulick van eenen morgen gelegen
in de bant hercoomende van Robert van
Holsaets erffgh: een alt morcken thins
ende twe vat gersten die de gilt broders
ontfangen
[blz.6 links]
Well
Jan op den Hoff vuijt sijne hoffstatt so hij
van Peter Hebben heeft gebuijt seven
pont wass hier van betaelt Peter Hebben
de helft volgens accordt
[dan in ander handschrift: , hier van de
erffgenamen van Peter Hebben zal(ige)r
te weten uijt die huijsinge ende
haven, Matthijs Hebben zal(ige)r erffge-
namen uijt huijs ende hoff twe pont
was, Peter Hebben zal(ige)r erffgenamen
uijt huijs ende hoff anderhalf
pont was, jaerlix]
Willem Baijen erft: van huijs en(de) hoff eenen groot
van den aengecochten morgen lants van Alitgen Cuijpers
een alt morckens thins
Willem Beltiens eenen groot thins ende
een halft malder gersten, dese gerst ontfangen
die gilt broeders,
[dan in ander handschrift: modo Gaert Beltiens
zal(ige)r erffgenamen]
[blz.6 rechts]
Well
Rein Lenssen vuijt huijs ende hoff
eenen groot thins en(de) eenen horns gulden
[dan in ander handschrift:
modo Huijbert Mochon heeft het
voorss: onder pandt aengecocht]
Lambert van Haeff vuijt sijnen huijs en(de) hoff
eenen groot thins modo Mattheus van
heeft aengenomen het voorss: onder-
pandt voor hem
Jan Loeffen vuijt huijs en(de) hoff eenen grooten
thins en(de) ½ mald: gersten
[dan in ander handschrift: modo Peter
Janssen zal(ige)r erffgenamen,]
[dan in weer een ander handschrift:
modo Jan Tillemans]
Peter Drijskens vuijt huijs en(de) hoff ½ mald:
gersten
[dan in ander handschrift: modo Catrina Janssens erff-
genamen: bij deijlonge het voors:
onderpandt is aengevallen ende
nu toebehoorende]
[dan in weer een ander handschrift:
modo Peter Hebben]
[blz. 7 links]
Well
Jan Linders vuijt huijs en(de) hoff ½ malder
gersten,
[dan in ander handschrift: modo Joannes Beltiens
aengecocht]
[dan in weer een ander handschrift:
modo Hendrijkc Diebels]
T'huijs Well vuijt Keverberghs hoff
2 mald: roggen #
[in marge aansluitend:
# modo Matteias Wolters]
vande Holl 4 – mald: roggen
en(de) 1½ mald: haever, vande Facqz 1½ mald:
haever, van Lem opgen Holl 3½ vat gersten
ende tot jaergeldt 16 3/4 sth:
[dan in ander handschrift: de haver
ad drij malder, ende half malder garsten
met den thijs moet monsr. Charles
tot Ruremundt betaelen:]
De Groote Waije vuijt Boegelspas
3 – groten thins noch vuijt de Waij een
vat gersten
[blz.7 rechts]
Jan Broell vuijt Gossen Pijpers goet
2 – mald: roggen
[dan in ander handschrift: nu Peter Brouwers
erffgenamen]
Thijs Claes ende consortten twe
simmeren roggen
[dan in ander handschrift: modo Henrick Claes
een simmeren en(de) Jan Claes sijnen broeder
een simmeren]
[dan in weer een ander handschrift:
nu Kerst Vermuellen, waer
van Henrick Heijnen twe vatt roggen]
Jacob Wilberts wegen Hubert Heijnen
een mald: roggen, wegen Jan Brouwers
aengecocht erff 2 – mald: roggen –
[dan in ander handschrift:
hier van betaelt Matthijas Jacobs
de erft aengecogt – een malder roggen
ende Jan Coppes den Camp aengecogt
twe malder roggen s iaerlix]
[blz.8 links]
Well
Peter den Smidt aende kleijn Waij
½ mald: gersten dit ontfangen die
giltbroeders
[blz.8 rechts]
Elsteren
Willem Vischers van aengecochte erff van
Claes Ambrosius ½ mald: roggen
Derick Segers vijft koelsche morckens
thins
Claes vande Poel van Sluijters erff
drij schepel roggen, een vat gersten
ende drij goude enckele guldens
[blz.9 links]
Elsteren
Jan Verheijden ende Thunis Huberts
vande wert tegen Geijsteren 4 – grooten
en(de) vashuijs en(de) Camp een alt morcken thins
en(de) een mald: roggen, noch vant Moermans
twe vat roggen, van't Sluijters een scepel
roggen, vant goet tot Elsteren 2½ sester gersten
vant Moermans 5½ vat haeveren, noch
tot jaergelt – 15 – sth:
Jacob Huberts erffgh: van Moermans
goet 2 – vat roggen noch - 5½ vat haever
Willem Metselaers off Lens Pott eenen
Hollanse plack thins
[blz.9 rechts]
Elsteren
Gerart Damen van de Rijdt van Sluijters
aengecocht drij goude enckele guldens
Herman Heijnen een alt morcken noch
van den Boschcamp 2 alde vlemsch thins,
van Haselmans werdt een vat roggen
vant Sijmon Robben – 2 hoender
Jan Heijlen van Widtfels 2½ kopken
thins, van der Abdissenlant op den Bosch
een vat roggen, vant Loijken xi – sester gersten
vant Widtfels een vat gersten en(de) twe
hoender tot hantgelt 21½ sth:
[blz.10 links]
Camp
Henrick Claes en(de) Claes Huijgen van
eenen pas gelegen beneven Damens Steghe
acht vat gersten
Derick Damen drij alde morkens thins
ende twe vat gersten
[dan in ander handschrift: modo Jochim
Dhaemen]
Henrick Damen vant Witsels goett
off kercken lant 2 – mald: roggen
modo Peter Hermens en(de) consortten,
[dan in ander handschrift: modo
Willem Driessen die het onderpandt
heeft aengecocht]
[blz.10 rechts]
Camp
Jan Damen ½ mald: gersten
Peter Segers een alt mocken thins ende
twe mald: gersten
Henrick Heijlen van eenen pas een alt morcken
thins
[blz.11 links]
Bergen ende Aijen
Adam Damen 1½ mald: roggen pachtmaet
Jacob Janssen vuijt sijne hoftstatt
een malder gersten
hier van betaelt Hoeb Linders een scepel
[in de marge:
modo Henrick
Linders.
modo Jan
Sijberts]
Den hoft op den Bough een mald: roggen
Drijs Teuwens modo Thunis
Wiskens een mald: roggen
[in de marge:
modo Jan Geridts
aengen Dick]
[blz.11 rechts]
Aijen
Henrick Janssen modo Jan Gerardts
een mald: roggen
Henrick vande Keldonck twe mald: roggen
het een mald: is Aijense maet
Jochim Jans vant Nillis van Heldens
goet een mald: roggen Venlose maete
Geurt Drijssen een mald: roggen vuijt
de hoffstat en(de) coijpas, vuijt sijnnen
werdt 2½ alde vlemsch thins en(de) twe
vat gersten
[blz.12 links]
Aijen
Henricrik Spijgel van sijnen werdt
vier alde vlemsch thins
Geurt Heijlen van Peter Robben goet
twe vat roggen een mald: haever en(de)
eenen capuijn, vant Dinnis Verheijdens
twe mald: haever
Jan Vaeghs erffgh. van den werdt tegens
Maesees twe alde vlemscen thins
ende een malder roggen
[blz.12 rechts]
Aeijen
Lindert Schelbergh nu Jan Henssen
iunior twe vat roggen
[dan in ander handschrift: modo Peter
Peters die goet heeft aengecocht]
Gerart Rutten van eenen pas genoemt
den Nittelenpas – 2 – mald: gersten
[dan in ander handschrift:
modo Wijenbergh Rutten tot Aijen]
[blz.13 links]
Maesees
Martin Frodemont ende consorten
van eenen wert – 2½ alden vlemsch thins
ende twe vat gersten van eenen
werdt
[dan in ander handschrift: modo Peter Cremers
tot Masees]
Cornillis Pouwels modo Jan Degens
4½ vat gersten van sijnen werdt
[dan in ander handschrift:
modo Jan Thijssen tot Ma-
sees]
Henrick Franssen van sijnen werdt
4½ vat gersten
[blz.13 rechts]
Maesees
Henrick Luijtgens erffgh: van eenen
werdt een ort was een alt butghen
thins
[dan in ander handschrift:
modo Ardt Portiers tot
Geisteren s. iaerlix ses deuten
aen de kerck tot Well]
Derick Franssen van eenen werdt
½ groot thins
[dan in ander handschrift:
modo den post-
meister Lijfkens tot Masees
s. iaerlix aen de kerck tot Well
drij deuten tot tins]
Ercken Mels Ardts ende Frans Dericx
eenen halven kolsche witpenningh
[dan in ander handschrift:
modo Jan Arts erffgenamen
van Masees, te weten Melts
Arts s iaerlix ad ander half
deut tot tins aen de kerck
tot Well]
[blz.14 links]
Maesees
Mels Ardts een alt butien ende twe
alde vlemsch thins van eenen werdt
hier van betaelt Maria Linders
tot Beck twe stuijvers een ort
ende Leonart Arts van Masees
twe stuijvers een ort s iaerlix
Henrick van Beeck van eenen werdt
een rader morken thins
[blz.14 rechts]
Wanssum
Jacob Segers ses malder gersten
tot Well vrij te leveren volgens den brijeff
Lindert Baijen ½ mald: gersten vuijt
Baers werdt over die Maes geleghen welse
maet,
[dan in ander handschrift:
modo Saerken Peters tot Wans-
sum]
Thijs op den Staij ½ mald: gersten
vuijt Baers werdt over die Maes
geleghen welse maet,
[dan in ander handschrift: modo Peter
Sijberts]
Henrick Fijtten erffgh: op de Hellingh
vier mald: roggen pachtmaet
[blz.15 links]
Wellerloije
Jacob Wismans erffgh: drij Brabants
thins ende een quart wijns op den goeden
vrijdagh
Jan Claes ½ rader albus ende een alt
morcken thins noch twe vat gersten
modo Peter Coppes die nu het goet
heeft aengecogt
Jan Beckers vier vat gersten van den
hoft in de Loi: