GenBronnen

maas

Stevensweert 1777 over Petrus Heijcoop


[gevonden bij Stevensweert 1771 dopen onwettige kinderen, FS afb. 382]

 

Petrus Heijcoop oud 24 jaar wonende in Someren in meijerij van Den Bosch –

zijn moeder weduwe met vele kinderen – is tot RK bekering gekomen in

Stevensweert en vervolgens in juli 1777 gedoopt [in ws. Roermond].

 

[vertaling:]

 

anno 1777

Petrus Heijcoop, een jongeman van 24 jaar, zoon van [.....] maar wonend

in Someren in de meijerij van Den Bosch terwijl zijn moeder, weduwe, weer

leeft met veel kinderen van welke er twee officieel op zee

zijn en een in Hollandse garde zit, bij kolonel

Pepin in onze vesting [= Stevensweert] die naar huis kwam bij afwezigheid van zijn held

die onlangs in Frankrijk overleed, aan mij herhaaldelijk heeft gevraagd of

ik hem over de beginselen van het katholiek geloof informeer,

[.....]

ongeveer in mijn huis is verschenen en zo voouit is gegaan dat hij

de Mechelse katechismus van buiten kent en de verklaringen

zeer goed [.....]

[.....]in de maand juli van 1777 onder

bescherming van de gravin van Oettingen

[.....]

gedoopt door de eerwaarde heer Broekmeulen secretaris van

het kapittel, en vervolgens tot de biecht en de eerste

communie met toelating tot het hoogste gebouw, maar zonder lawaai

opdat onze niet-katholieken het geheim niet te weten komen en elke

steen verplaatsen opdat zij deze novice tot hun heilige terugroepen

deze jongeling, welke de genadigste God uit zijn duisternis in

zijn prachtige licht zich verwaardigt te roepen, en kamerheer werd

bij de graaf van Bovelingen bij Tongeren, van wie de grootvader

de zeer aanzienlijke graaf van Elderen de baas is van de kathedraal van Luik

welke hem onder zijn bescherming heeft toegevoegd en hem een kroon gaf

welke hij heeft willen geven aan de grote god

[.....]

[.....]

[.....] bij de heer graaf Doultrement

van Luik als dienaar bij het huwelijk van dezelve

 

[transcriptievertaling:]

 

anno 1777.

pro memoria

 

Petrus Heijcoop circiter 24 annorum juvenis filius prædicucii dum viveret

in Someren in majoratu Sylvæducenti ubi mater ejus vidua adhuc

vivit cum plurima prole ex quibus modo duo officialis in mari

existunt et unus in Hollandia prætorem agit, apud colonellum

pepin in nostro fortalitio domesticum agens absente hero suo

in Gallus nuper defuncto, a me instantissime petiit quatenus

ipsum principiis fidei catholicæ informarem, explorato motive

annui ex officio precibus ejus et indies hyemali tempore

circa vesperam in ædibus meis comparuit et ita prosecut ut

catechismum Mechliniensem memoriter sciret et explicationes

optime retineret; unde ipsum; ex motivis prudentiæ, omsi thoram

ad amicos meos, ubi mense julii hujus anni 1777 sub

protectione comitissæ de Oettingen professionem fidei emisit

prævie sub conditione baptisatus a r(everen)do d(omi)no Broekmeulen perillustris

capituli ibidem secretario et deinceps ad confessionem et primam

communionem cum summa ædificatione admissum, ast sine strepitu,

non ita tamen secreto quin nostri acatholici rescirent et omnem

lapidem moverent ut hunc neophytum ad sua sacra revocarent,

juvenis hinc, quem misericordissimus deus de tenebris ipsis in

admirabile lumen suum vocare dignatus est, modo cubicularium

agit apud comitem de Bovelingen prope Tungros, cujus avunculus

illustriss. comes d’ Elderen præpositus cathedralis Leodiensis,

ipsum sub sua protectione adscripsit; perseverantiam det et coronet

qui velle dedit deus optimus. cum vero fieri posset ut testimonio

indigeret in decursu, quod in patria sua ex religionis odio facile

megaretur, hæc registranda duxi ut hunc onesymum nostrum

commendare et promovere valeamus. anno 1782. apud d. comitum Doultrement

Leodii famulatas pro matrimonio ibid. ineundo declarationem meum popescit quam concenssi.