[afb. 161 links:]
Gedinghehalden den 16 8ober 1602
Anclacht
Martten Schenck mo(m)boir Michel vanden
Hergraef clacht ouer Liennart
V(er)uergart sieghende dat er Lennart hem
clegers principalen schaden heft laten
doen Jn sine vruchten miet sine(n) perdt
wilcker perdt cleg(er) heft doen opleijde(n)
en(de) den schaden so Jm gedaen wass geri-
chtelick laten voerderingen, en(de) het
perdt voir sijnen schaden Jndess heere(n)
handen gestalt, so heft der vorss beklachter
tigens den vors gerichtelicken gewerdinge(n)
schade voetsettongh gedae(n) en(de) het perdt
vijt dess heere(n) handen hiengenome(n), so iss
cleg(er) derhaluen beklachter den vorss
schade afeeischende Jn weigerongh vande(n)
beklacht cleger der beklachte(n)voir
35 goltgulden min eens penninx conde(n)
aenbedingt met den gerichtelicken
schaden
[afb. 161 rechts:]
Antwoirt
partyen suellen ten nesten antwoirt en(de)
konden gelyck Jn mogen brenghe(n)
volgt int naesten gedinge den 30-en octob(ris),
Dij zaeck tuschen Wolter Drabbels en(de) Jacop
Smietgens suullen partyen sich v(er)g(e)lykcke(n)
so niet Jn recht vortuaren [= voortvaren]
Dess kerspels mo(m)boir erschiene(n) co(n)tra
Dierick Reiners Derick niet erschene(n)
Pieter Bellekens Jan Gossens suelle(n) sich
tuschen dit en(de) den nesten v(er)gelijcke ofte
alsdan Jn recht vortuaren
Clernis
Opt mennick uuelilich aenhalden van
Giel Metten gewesen schatheffer
Jn sijnen tijt souuel [= zoveel] aenlangt tgene Gil
van rechtswegen noch ten achteren
mach sijn van gesatte schattongen so
ant huijss ter Donck als personatz en jiemen(de)
sal Giel syn v(er)hael niemer ander gebruick
er Liennart Kaspers
[afb. 162 links:]
dyt huis ter Donck en(de) personatz tiende doenals
als rentm(eester) Jn sin gebruick gehadt heft
tertijtoe der gebruicker bewijst naerder
dat hij van rechtswiege(n) indij betalongh
niet gehalden en iss
Gedinge gehalden den xxx-en
octob(ris): anno 1602,
Clerniss,
De schepen ercleren, aengesien partyen int voerige gericht
sich in rechten ingelaeten, vnde op dese exception niet
gelet, sullen partyen in recht procedieren, Marten
Schenck als momboir van Michel vanden Hergraef
verorkunt,
De partyen van Marten Schenck momboir Michael
van(de) Hergraef, vnd Lenardt Veruergert sullen sich
vergelycken hier en tuschen ten naesten, soe fern moege-
licken, soe niet, sullen partyen in recht procedieren
een yderen onuercort hueres rechten,
Gichtwordt
Peeter Roeskens richterbaedt drecht af dat Jacop heer
Pouwels eenen com(m)er geslaegen, aen Marten van Ordt
aen gereet vnd ongereet voer 25 golt g(ulden) mj(n) ee(n)s
pen(n)i(n)cks, coram Geradt Veraerdtbruggen, vnd Wyllem
Verlinden schepen,
Antwort,
Jacop heer Pouwels clacht ouer Marten voerss, seggen(de)
dat hy beclachter ofte synen vader sa[liger]: des clegerss heer
vader sa[liger]: schuldich were gebleuen van hoeftsom(m)a vnde
pencionen met oock van eenige andere wahr nae in-
halt daer van syn(en) opteyckeninge onder clegers saliger
heer vaders handt ter goeder reckeno(n)ge 16 oft 17 daler Js den beclachten dieselue restanten
[afb. 162 rechts:]
verloepen pencionen, met andere wydere scholt afeyschen(de)
sittens gericht, vnd voer die hoeftsom(m)a voldoeninge
vnde bewaringe te doen, dat richter vnd schepen
erkennen sullen cleger daer niet genochsam bewaert
sal syn, Jn weygeringe van dyen beclacht cleger den
beclachten vermoech com(m)erslachs, dingt sich conden
aen met den gerichtelicken schaden
Antwort
De schepen ercleren, aengesien partyen inden vorigen
gedinge sich in recht ingelaeten, sullen partyen
in recht procedieren.
Marten van Ordt ontkent die clacht met den clacht-
penn(in)ck soe wyt recht vermach den clegeren ontkennen(de)
ouer al niet schuldich te syn, hy cleger beweess
soe recht, met geloefwerdige konden vnd kondt-
schappen dat beclachter gehalden were om te betalen
soe auer niet, verhoept beclachter een rechte voet-
settinge gedaen hebben, vnd cleger een onrechte clachte
segt beclachter dywyl cleger meer adherenten heft
dan hij selfs, vnde geen volmacht daer van gebleecken
sal cleger tonrecht ter banck staen, neffens oock
beclachter oock met gedelingen heft meer als hy selfs
vnd cleger hen alleen aensueckt, sal daero(m) cleger
oock tonrecht ter banck staen, hy beclachter den
cleger p(re)sentieren(de) borgen vnd onscholt denseluen af
te leggen nae gewyss der schepen, Dingt sich
conden aen met den gerichtelicken schaden
Kondtschappen Jacop heer Pouwels
c(on)tra Marten van Ordt,
Jacop heer Pouwels streckt in een reckenboexken
inhalt desselfs, geteyckent, J, A,
verorkunt
Tuygen Peeter Roeskens vnde Gisbert Truijen eendrechte-
licken, seggen(de) dat ingestreckte reeckenboexken
heer Pouwels eygen handt sij, verorkunt soe lief als verweert
Tuygen Peeter Roeskens vnd Wijllem Verlinden seggen(de)
dat sy noyt gehoert ofte gesien, dat heer Pouwels
sa[liger]: yemandts ytwas in reeckeninge ofte andersyns
vercort heft, verorkunt
[afb. 163 links:]
Tuijcht Gisbert Truijen segt dat hy tuyge gesant is
worden van heer Pouwels sa[liger]: by Wyllem van Ordt
sa[liger]: om eenige schult te mahnen van eenen peerdt
vnde dat Wyllem voerss antworden, hy en dechte hem
daer van niet te geuen, ter oersaecken hy schoffir[i]ngen
geleden hed van(de) ruyters van heer Pouwels haluen
Verorkunt,
Jacop heer Pouwels legt in een missiue de dato
79, inhalt desseluen geteijckent, J A, B,
Verorkunt
Jacop heer Pouwels streckt noch een quitan(tien) van
Hans van Bruggen, geteycken J A, B, C,
Tuygen Peeter Roeskens vnd Wyllem Verlinden dat
die ingestreckte missiue aen heer Pouwels gedaen
hen tuyge eygen handt is, vnde hen tuygen
wille is geweest sulche schriuen(de) aen
heer Pouwels sa[liger]: te doen, verorkunt
Tuycht Wyllem Verlinden dat hem tuyge wael in-
dechtich is, dat heer Pouwels kinder de meer,
vnde die brieuen op gen Haetert hebben moeten versetten
om het tot betalinge des rantsoens van heer
Pouwels sa[liger]: verorkunt
Tuijgen Peeter Roeskens, Wyllem Verlinden vnd Gisbert
Truyen eendrechtelicken, nihil,
Tuycht Beel van Berchum segt dat haer seer wael
indechtich is, dat huer vader sa[liger]: heer Pouwels
schuldich was, vnd dat dieselue scholt ouer gewesen
wordt aen(de) heeren van s: Claess, alles tot betalinge
des rantsoens, soe lief als verwert Verorkunt
Jacop heer Pouwels hier met sluyten(de) van conden
fuerbehalden wtheijmse conden biss ten naesten,
Seggen(de) genochsam bewesen te hebben met syne inge-
fuerde conden soe schriftelick als mondelick, vnd
insonderheyt met clegers heer vaders aengetey-
kende reeckeninge, daerbeneffens mede clegers
heer vader nae luijt der gegeuene kondtschappen
van Wyllem Verlinden vnd Peeter Roeskens daer
sy becant hebben niet gehoert te hebben
[afb. 163 rechts:]
gemelte heer Pouwels yemanden ytwas te cort
off te lanck naegeschreuen sold hebben,
Oock mede met die kondtschap van Gisbert
Truijen, oock genochsam bewesen, dat beclachters
vader sa[liger]: heft doen vorderen vnde mahnen
wegen dit voerg(enam)ter schulde, Js oock genochsam
gebleecken inde kondtschappen soe mondelick
als schriftelick dat heer Pouwels sa[liger]: sich heft
moeten quitieren, vanden rantsoen, wy oock die
quitan(tien) claer met brengt, van sa[liger]: Hans van
Bruggen, die voer die som(m)a van 200 g(ulden) geloeft
hadde
Oock mede die kondtschappen van Wyllem Ver-
linden vnd Beel van Berchum die opentlich ge-
tuijcht hebben, dat cleger met syne metgedelinge
hebben moeten versetten erftal, zampt segel vnd briefe
tot betalinge der rantsoens, dywyl alhier een
landt vnd banckrecht is vnd int gantse Ouerquaertier
wy des ouerledene schulden betaelt, vnde moet betalen
sal oock machtich syn die guederen te moegen ver-
alienieren te vercopen, te leueren, oock mede des
ouerledens schulden vorderen, vnde in te mahnen tot
betalinge des ouerledenen hinder gelaeten schulden
verhopen(de) hier mede een rechte com(m)erslach gedaen
te hebben, vnd beclachter een onrechte veranteringe
vnd geuallen syn in sheeren bruecken vnd costen van rechten
Strafwordt Marten van Ordt
c(on)tra Jacop heer Pouwels,
Marten van Ordt wederlecht clegers ingefuerde kondt-
schappen soe wyt recht vermach, seggen(de) geen kondt-
schappen gehoert soe schriftelick als mondelick, die
hem in synen rechten tegen gaen, dywyl beclachter noch
niet gesien ofte gehoert, dat syn vader ytwas beloeft
hedde soe schriftelick als mondelick
[afb. 164 links:]
als oock geen ond(er)teyckeni(n)ge gesien, die hy
gedaen heft met heer Pouwels,
Off oock heer Pouwels niet en heft laeten blycken
in synen testamente dat hy hem ytwas schuldich
bleuen were, vnde oock Wyllem van Ordt in
synen lesten niet becant heer Pouwels ytwas
schuldich sy geweest, halden(de) tselue reeckenboxken
voer een cattebelle, dywyl tselue niet gerichte-
lick en is onderteyckent, als oock van Wyllem
van Ordt,
Belangen(de) het getuych van Wyllem Verlinden dat Wyllem
van Ordt eenige beesten genohmen syn, van wegen
heer Pouwels, treckt die kondtschap beclachter tot
synen vordel, dijwijl als Wyllem van Ordt gemaent
is geweest, dat hy doen beantwort dat hy meer
schade geleden, als hy hem schuldich were
Kondtschappen Marten van Ordt
c(on)tra Jacop heer Pouwels
Tuijcht Gisbert Truijen segt te bliuen bij sijne vorige
gegeuene kondtschap
Segt beclachter aengesien Gisbert afdrecht dat hy
gemaent heft, vnd daer voer antwort becom(m)en
hy sulx niet en gedechte te geuen, ouermits
hy om heer Pouwels sa[liger]: schade geleden,
soe lief als verweert, verorkunt
Tuijcht Jacop heer Pouwels segt dat hy tuijge synen
vader sa[liger]: heer Pouwels heft hoeren seggen, dat hy een
verdrach gemaeckt had met Wyllem van Ordt
als hy hen dienden dat hij hebben solle dobbel dachuere
auer hy tuyge niet weeten(de) oft betaelt is Verorkunt
Marten van Ordt sluyten(de) van inheijmse conden, haelt
open biss ten naesten, om alsdan te procedieren,
[afb. 164 rechts:]
Gedinge gehalden den xi-en decemb(ris)
anno 1602
Strafreeden Jacop heer Pouwels
c(on)tra Marten van Ordt
Jacop heer Pouwels sluyten(de) van wtheijmse conden
wed(er)lecht des beclachters ingefuerde conden soe wyt recht ver-
mach, seggen(de) dat beclachter noch ter tyt niet bewesen en
heft dat syn vader heer Pouwels saliger gecontentiert oft
veruecht en heft van alsulcke som(m)a als cleger van hem
vorderen(de) is wij oock claerlick genoch af te nehmen is
in het reeckenboxken alhier in recht ingedient daer in
man wtdrucklich vindet dat heer Pouwels sa[liger]: met Wyllem
van Ordt sa[liger]: een clare afreeckeninge gemaeckt heft vnde
met brengt soe groet die scholt is, die beclachters vader
hem heer Pouwels sa[liger]: schuldich was gebleuen, Js daer oock
genochsam wt te spueren dat het gene daer beclachter van
allegaen(de) wegen synes vaders dienst, heer Pouwels gedaen
dyer tyt wel claer met afgereeckent is, verhopen(de) hier
mede een rechte clacht gedaen te hebben vnd beclachter een
onrechte veranteringe, vnd geuallen syn in sheeren bruecken,
vnd costen van rechten,
Strafreden Marten van Ordt c(on)tra
Jacop heer Pouwels,
Marten van Ordt sluyten(de) van wtheijmse conden seggen(de) dij-
wijl het boexken geenen dach noch datu(m) met sich en
brengt, wanneer tselue geschiet is, want hy segt
vermeijnt tselue soe wael voer der tyt geschiet
mach sy(n), als daer nae,
Jacop heer Pouwels blijft by sijne voerige propositie seggen(de)
dat hij genochsaem met deseluen boexken bewesen sal hebben
dieselue geeyschte scholt dywyl syn heer vader sa[liger]: noyt
in syn schriftueren gecont[r]uleert en is, oft oock syn reecke-
no(n)ge noyt van onweerden gecant en syn, oock nijema(n)ts
gehoert yemanden geuordert te hebben, daer hy niet tho
berechticht en were geweest, stellen(de) tot discretien des
ersamen gerichten,
Beyde partyen Gott vnde de h: rechten beuolen,
[afb. 165 links:]
Vonnisse,
Dije schepen aenspraeck, antwort conden en(de) kondtschappen
midts die geallegierten beyder syten strafreeden int lange met den
anderen ouersien en(de) gecom(m)uniceert wijsen en(de) erkennen voer recht
nae hueren bester wil en(de) weetenschap dat cleger deser tyt met
den ingedingeten reeckenboxken noch niet genoch bewesen, en(de)
om bewechlicke rede die gerichtscosten compensieren(de) Marten van Ordt verorkunt,
Gichtwordt
Peeter Roeskens richterbaedt drecht af dat Jacop heer
Pouwels eenen com(m)er geslaegen aen Geradt Schepers ge-
reede vnd ongereede guederen soe hy binnen den clocken
slach van Seueno(m) hebben(de) is voer 25 golt g(ulden) mj(n)
eens pen(nin)cks coram Geradt Vererdtbruggen sa[liger]: vnd
Wyllem Verlinden schepen vnd Geradt voetsettinge gedaen
Aenclacht,
Jacop heer Pouwels clacht ouer Geradt voerss, seggen(de) dat
beclachter synen heer vader schuldich is gebleuen xj daler
ongeuerlich, die welcke cleger den beclachten af is eyschen(de)
sittens gerchts, Jn weygeringe van dyen beclacht cleger
den beclachten inhalt des com(m)erslachs, Dingt sich conden
aen met den gerichtelicken schaden
Antwort,
Geradt Schepers ontkent due clacht met den clachtpenn(in)ck
soe wyt recht vermach, ontkennen(de) clegeren ouer al niet
schuldich te syn, dan borch vnde onscholt vnd dyen af
te leggen nae gewys der schepen, die schepen erkenden
dan dat hy gehalden were, wil hy dulden vnd lyden,
ofte cleger bewees soe recht met seeckere geloef-
weerdige kondtschappen, ofte seecker bescheyt, met oock
wael vnd wed(er) doen, Dingt sich conden aen met den
gerichtelicken schaden,
Kondtschappen Jacop heer Pouwels
c(on)tra Geradt Schepers,
Jacop heer Pouwels streckt in syn reeckenboxken van een
reeckeni(n)ge met Geridt Schepers gehalden den dato 1581
sondach voer Andreas, inhalt desseluen, geteyckent
J Z P Verorkunt,
Jacop heer Pouwels streckt noch die kondtschap van
Peeter Roeskens vnd Wyllem Verlinden wtgedragen inden
processe tegens Marten van Ordt, geteyckent
J Z, P Verorkunt
[afb. 165 rechts:]
Jacop heer Pouwels hier met sluyten(de) van conden, seggen(de)
genochsam bewesen te hebben, met syne sa[liger]: heer vaders
afreeckeninge, vnd die kondtschap van Peeter Roeskens
vnd Wyllem Verlinden afgedragen, die welcke bekennen
niet gehoert te hebben dat heer Pouwels sa[liger]: ymandts
in syne reeckeninge ofte schriften vertont sold hebben ge-
hadt by haer tuygen weetenschap, vnd aengesien die
afgeschreuen reeckenonge van heer Pouwels sa[liger]: geschreuen
de dato in anno 1581 met brengt die schulde hoe viel
beclachter dyer tyt schuldich ware gebleuen, die welcke
meer aengedragen hebben dan clegers eysch, verhoept
cleger dat beclachter gehalden sal syn den clachtpen(nin)ck
tho erleggen vnd te betaelen inhalt der clachten
Kondtschappen Geradt Schepers
c(on)tra Jacop heer Pouwels,
Tuycht Jacop heer Pouwels segt dat hij tuyge noyt
ytwas Geradt Schepers verpacht heft, oft oock
geen reecken(in)ge met Geradt gehalden, Verorkunt
Geradt Schepers wed(er)leggen(de) clegers ingefuerde conden
soe wyt recht vermach, vnd is hier met sluyten(de)
van conden, verhopen(de) nae als voer dywyl hy met
cleger geen pachtinge gehalden, noch reeckenonge
gehalden, sonder blyft by synen gedaenen eede
Strafreeden Jacop heer Pouwels
c(on)tra Geradt Schepers
Jacop voerss cleger wed(er)lecht beclachters angefuerde kondt-
schap soe wyt recht vermach, seggen(de) vnd persistieren(de)
by syne vorige voergeuen, als te weeten, by die aenge-
teyckende reeckeni(n)ge synes heer vaders, met oock
die kontschap van Peeter Roeskens vnd Wyllem
Verlinden, referiren(de) sich daer tho aen(de) ersame gerichte
stellen(de) tot derseluer discretie,
Beyde partyen Gott vnd h: rechten,
Vonnisse
De schepen ercleren partyen ten frintelicken verdracht hier en
tuschen ten naesten, soe fern moegelicken, soe niet, sal der
schepen wysen als recht syn sal
[afb. 166 links:]
Clerniss
De schepen ercleren op het puinct van Gyl Metten,
vnde der rentm(eeste)r Leonardt Caspars, seggen te bliuen
by huere vorige gegeuene sententien, te weeten wanneer
de schepen ten beyde syden met aenclacht, antwort
konden vnd kondtschappen te recht informiert sullen
syn als nae landtrecht behoeren sal, sullen die
die schepen nae verhoerte saecken wysen als recht
syn sal, vnde des sy wyss syn,
Gichtwordt Aenclacht,
Durch gedaegen,
Jan van Egeren clacht ouer Gaert Krouwels, oft
soe hy met recht genoempt wordt, seggen(de) dat sich
beclachter sich heft laeten gelusten een duer van
syn hutt te haelen buyten clegers consent vnde
voorweeten, waer duer hy cleger in schade geuallen
is, ontrent een half mald(en) boeckweyts, die hem
clegeren van(de) vercken verdorffen is, als in dach van
conden blycken sal, Js cleger den beclachten denseluen
boeckweyt afeyschen(de) sittens gerichts, Jn weyge-
ringe van dyen beclacht cleger den beclachten voer
10 golt g(ulden) mj(n) eens pen(nin)cks, Dingt sich
conden aen, met den gerichtellicken schaden,
Antwort,
Jan van Egeren sich erschenen tweden mael tegens
Gaert Krouwels,
Den tegenwordige rentmeester Lambert Monts
streckt in seeckere schriften van synen heeren begeren(de)
dat het ersame gericht sullen ouersien, vnd beherthi-
gen, soe viel aengaet inde saecke van Gyl
Metten, vnd die gewesene rentmeester Leonardt
Caspars, daer met syn heer bend(en) recht niet be-
swaert en mocht werden, geteyckent A, L, p(er)
[afb. 166 rechts:]
Gichtwort, Aenclacht,
Durch pendinge vnde voetsettinge
Gyl Metten gewesene schatheffer des kerspels Seueno(m)
clacht ouer Leonardt Caspars als gewesen rentmeester
vnde verwalter der guederen des huyss tho der Donck
als oock des personaetz, seggen(de) dat in anno 1595 ten
achteren is gebleuen soe aen die personaeten anderhalf schat-
tinge, vnde vorts soe viel noch van Vlattens gue-
deren totter som(m)en van 200 gulden tsamen, vnde noch in
anno 99 die som(m)a van 100 dalers ter goeder reeckeno(n)ge
voer welcke resteanten cleger doen ter tyt
gepant unde beclachter voetsettinge gedaen unde cleger
alsoe voer den houe van Gelderlandt doen bescheijden, al waer
sybeyde wesen(de) der heer amptman die saecke aen sich
genohmen, om die saecke te liquideren, vnde cleger durch
den amptman tot dese dach opgehalden, alsoe verhoerte
saecken geinformiert wesen(de) als recht, den cleger vnd be-
clachten beyde voer den gerechte van Seuenu(m) doen bescheyden
Js derhalve cleger den beclachten alsulcke somma soe
voerss staet afeyschen(de), Jn weygeringe van dyen beclacht
cleger den beclachten voer 200 golt g(ulden) mj(n) ee(n)s pen(n)i(n)cks
Dingt sich conden aen met den gerichtelicken schaden,
Antwort,
Leonardt Caspars ontkent die clacht met den clachtpen(n)i(n)ck
soe wyt recht vermach, seggen(de) dat hy wael gestendich
is, dat den clegeren die gementioneerde som(m)a soe aent
huyss als personaets nech ten achteren is, wtgenohmen dat
het gericht hier tegenwerdich van die leste gemen-
tioneerde 100 dalers aengenohmen hebben 103 g(ulden), alsoe
dat desfals aent huyss vanden Donck alleen mangelich
sal ontrent een half schattinge, dat auer alsulcke
restiren(de) som(m)en niet tot profyt van(de) beclachten
sonderen synen heeren gedient, oock eensdeels inden
Jare 95, wy oock nu sweuen(de) process geen gebruijcker
geweest, sulx dan tho bewijsen, Dingt sich conden
aen met den gerichtelicken schaden,
Gyl Metten segt hierop belangen(de) die 103 g(ulden), soe
fern die afneminge des gerichts geschiet als recht
soe is hy cleger daer niet te vreden, soe auer
sulx niet geschiet, helt cleger sich aen(de) beclachten
belangen(de) van(de) Jare 95, dat beclachter segt geen ge-
bruycker geweest te sijn, heft cleger niet gepant
aen beclachters guederen, sonder aen die personaets, vnd
andere guederen des huyss tho Donck, wegen der
schattingen, vnd cleger nijemandts beuonden die sich
[afb. 167 links:]
opponiert heft als beclachter, dywyl dan huer
landt vnde banckrecht is waer een persoen een
saecke met recht wil vertedigen vnd voersettinge
doet, derselue gehalden wordt inden rechten, die saecke
te volentrecken nae gebuer des rechten, gelyck der
proprietairs,
Kondtschappen Gyl Metten c(on)tra
Leonardt Caspars en(de)
Tuygen Henrich Schenck scholtis, Geradt
Roeskens schepen eendrechte-
licken, dat Gyl Metten ontfanger gestalt is
worden van(de) schepen vnde nahbueren,
vnde volgents syne reeckeno(n)ge hebben sien doen,
Verorkunt
Tuygen sy tuijgen wijders, dat het genige soe cleger
in syner clachten eyschen(de) is, dat hem in syne reecke-
nonge niet gepassiert en is, Verorkunt
Gyl Metten streckt in een reeckeno(n)ge van anno
1595, inhalt derseluer, geteyckent G. A, p(er)
Verorkunt
Gyl Metten noch ingestreckt een reeckenonge
van Jaere 99, inhaltess dieselue geteyckent
G. B, p(er) Verorkunt
Tuycht Peeter Roeskens richterbaedt dat hy inder kirchen
wael gepupliceert heft, dat nijemandts eenige pachte
leueren solle, sonderen die contributins were voer
ierst betaelt, off men solt tselue aen(de) genigen
versuecken, die sulx wtleuerde, Verorkundt
Tuycht Leonardt Caspers dat hy thyenden van(de) perso-
naets, vnd van Vlatten sittens gerichts heft verpacht
in anno 95, vnd 99, Verorkunt
Tuycht Jan Kessels dat hij tuyge geenen ontfanck
van die thyenden gehadt, in anno 95, meer als
hem tuyge der rentmeester bewesen heft, Verorkunt
soe lief als verweert,
Tuycht Peeter Roeskens segt dat hy in anno 95
vnd 99 gepant heeft aen die personaten als oock
aen Vlattens guederen, vnde der rentmeester in
anno 95 voetsettinge gedaen, als oock in anno
99 der voerss rentmeester sich geopponeert
Verorkunt
Tuycht Leonardt Caspars volgents syn verpacht cedule
der thyenden sich belopen in anno 95 - 95 mald(en) vnd
een half mald(en), geteyckent G, Verorkunt
[afb. 167 rechts:]
Gijl Metten streckt in een attestatie bij des co(nincklicke) rent-
meester m[eester]: Johan Ass, de dato 14 dece(m)b(ris) anno
1602, geteyckent, G. C, p(er), Verorkunt
Hier met sluyten(de) van conden segggen(de) genochsam bewesen
te hebben met syne ingefuerde kondtschap[p]en,
Jerstelick syne gedaene reeckenschap voer scholtis,
schepen vnde nahbueren, van synen ontfanck, daer van
hy dese achterstedige reste noch van(de) rentmeester
is eyschen(de),
Ten anderen dat der rentmeester geen onwee-
tenheyt en heft te pretendieren van eenige wt-
leueringe, is genochsam gebleecken van(de) richterbaedt
Peeter Roeskens gebleecken,
Ten 3-en is genochsam bewesen met des rentmeesters
eygen konden dat hy verpachter vnde verwalter der
seluer guederen is geweest, vnde oock met die kondt-
schap van Peeter Roeskens richterbaedt, dat nyemandts
anders als der voerss rentmeester tegens die rechtuorderinge
van(de) contributie sich geopponiert heft.
Ten 4-en segt cleger met syne kondtschappen genochsam
bewesen te hebben vermoech beclachters pachtceduule
als oock die kondtschap van(de) merkt des korns
afgetogen alle wtgauen vnd oncosten der personats
thyenden, dat die contributie daer wt ten volle hed
connen betaelt werden, segt derhaluen dat beclachter
gehalden sal syn dyen clegeren te verrichten inhalt syner
clachten, vnd geuallen syn in sheeren bruecken vnd costen
van rechten
Behulpreden Leonardt Caspars
c(on)tra Gyl Metten,
Leonardt Caspars wederlecht clegers ingefuerde
kondtschappen soe wyt recht vermach, neempt voer
gerichtelicken becant aen alle tgene soe hem
wter die ingefuerde kondtschap dienlick syn mach,
Verorkunt
[afb. 168 links:]
Kondtschappen Leonardt Caspars
c(on)tra Gyl Metten,
Leonardt Caspars streckt dry extraicten wter syne
reeckenonge, geteyckent, L, A, p(er), Verorkunt
Leonardt Caspars streckt in een quitantz
van Vlatten de dato 1596, geteyckent
L, B, p(er), Verorkunt
Leonardt Caspars streckt in twe quitantz
een van Vlatten ond(er)teyckent, vnd die ander van
Gyl Metten onderteyckent, inhalt der selver
beyde geteyckent, L, C, p(er), Verorkunt
Tuycht Gyl Metten segt dat Leonardt Caspars
wegerlich gemaeckt van(de) contributionen, sich beclacht
voer hem tligge vnd meer anderen, datter viel dingen
inder schattingen ingetogen worden, die niet opte thyende
niet en behoerden, als diensten en(de) Verorkunt die daer in
niet en gehoerden, dat daer ouer gemelter rent-
meester die saecke opgehalden sy by cantzelaer
vnd raden als oock by den heeren amptman
Leonardt Caspars streckt in een pachtcedule
van(de) probst tho Achen de dato den 1595,
inhalt desseluen geteyckent L, D, p(er) Verorkunt
Leonardt Caspars streckt noch in een pachtcedule
vanden probst tho Achen de dato den 1596,
inhalt desseluen geteyckent, L, E, Verorkunt
Leonardt Caspars streckt noch een reeckeno(n)ge
de dato anno 1595, inhalt desseluen ge-
teyckent, L, F, Verorkunt
Tuychten Gijl Metten
dat hy tuyge van Jan Kessels ont-
fangen heft dry schattingen wenicher een vierden-
deel, wegen der personats, van anno 1595
Verorkunt
Jan Kessels tuycht segt te bliuen by die schrifte-
lick afreeckenonge soe gehalden wegen Merwijcks
inhalt dieseluer, de dato den 3-en decemb(ris) 1596
geteyckent, L, F, G, Verorkunt
Tuycht Gyl Metten noch ontfangen van(de) rentmeester
anno 95 wt die personaten een half schattinge, wt
handen Leonardt Caspars, Verorkunt
[afb. 168 rechts:]
Tuycht Gyl Metten dat der rentmeester hem tuyge wael
geraden heft nu ontrent voerleden paschen geleden, als
dat hy tuijge nu in tyts aen die personaths thyenden
penden solle, Verorkunt
Tuycht Gisbert Raetz segt, soe hy tuyge nae Luijck
reysden dat der rentmeester hem tuijge geinformert heft
van die achterstedige contribution de anno 95, als
soe fern der heer hem tuyge ytwas met hem daer van
vermeaenden, dat hy tuijge den heeren solle aenmelden
datter gesloeten were dat een yder huere restieren(de) contri-
butien sollen moeten by betaelen, auer die heer hem
tuygen daer van niet gesproecken en(de, Verorkunt
Leonardt Caspars sluyten(de) van konden seggen(de) dat hy
verhopentlich met soe daenige gefuerde kondtschappen
den schepen gewijss solle genoch gedaen hebben, te weeten
dat beclachter tgene soe cleger vorderen(de) is niet tot
synen, sonderen syner heeren profyt in bracht heft, vnde
alle oppositie die in desen val geschiet
voer hoegere ouerheijt gedebattiert syn, vnde alsoe
hy beclachter verhopen(de) dat cleger syn regress sal nehmen(de)
aen der heeren guederen, vnde niet aen hem beclachten
Jdoch dijwijl beclachter als een dienart der tyt syne
pretensie daer hin gedirigeert, dat die thijenden van
diensten vnde andere dergelycken oplagen tho ouersien
syn solden, wil verhopen dat der wegen de
saecke op sulcke meijnonge verbliuen, vnde cleger
een andere wech tot syner betalinge aenwijsinge
geschijen solle, verhopen(de) hier mede een rechte verante-
ringe gedaen te hebben, vnd cleger een onrechte clacht
vnd geuallen syn in heeren bruecken vnd costen van rechten
Strafwordt Gyl Metten
c(on)tra Leonardt Caspars
Gyl Metten wed(er)lecht beclachters ingefuerde kondtschappe(n)
soe wyt recht vermach, seggen(de) dieselue hem in synen
rechten niet hind(er)lich syn sullen, dywyl beclachter met
syne kondtschappen niet bewesen heft cleger van synen
eysch betaelt te sijn, segt oock mede genochsam be-
wesen te hebben met syne konden, sulche operlachte
schattinge soe in synen Jaeren van 95 vnd 99 tot vordel
des kerspels heft betaelt, daer hem sulx beuolen is worden
[afb. 169 links:]
vnde hem clegeren alsulche achterstedige restanten
soe hy aen(de) beclachten met recht geuordert operlacht
van(de) kerspel operlacht sijn te vorderen, sal beclachter
als opposant hem gehalden syn te verrichten, vnde
betalen, ten were saecke dat het gericht hem wese
aen die guederen voer alsulche achterstedicheyt,
schaden vnd gerichtelicke costen, vnd sal der-
haluen cleger een rechte clachte gedaen hebben, vnd
beclachter een onrechte veranteringe, vnde geuallen
syn in sheeren bruecken vnde costen van rechten,,
Beyde partyen Gott vnde h. rechten beuolen,
Vonnisse,
De schepen aenspraeck, antwort, konden vnde
kondtschappen midtsgaders alle reden vnd weder-
reden, vnde wijtveldich beyderzijts in brengen
tselue int lange met den anderen wael rype-
licken ouersien vnde gecom(m)unceert, wysen
vnde erkennen voer recht, nae heure beste
wet vnde wetenschap, soe die schepen geuisi-
teert hebben die Jngelachte schatcedulen, als
oock der gehaldene afreeckenonge van(de) heeren,
al waer beclachter als rentmeester vnd dienaer
inder seluer schattcedulen niet beuonden, vnde
die heeren beuonden seeckere som(m)a van penno(n)-
gen, van seeckere Jaren vry genoeten, soe
gebleecken is wter die afreeckenonge, sal
derhaluen cleger syn verhael suecken, volgen(de)
syner ingelachter schatcedulen
Beyde partyen verorkunt,
Clerniss,
De schepen ercleren, hedden die heeren betalinge gedaen
als anderen, daer ouer cleger eenige gerichtscosten heft moeten
aenwenden, sal cleger wegen der gedaene gerichtscosten
suecken als bouen, Gyl Metten verorkunt,
[afb. 169 rechts:]
Op huyden sittens gerichts compareert Henrich vander
Locht voerhin schepen tho der Horst, als oock Geradt
Roeskens vnd Wyllem Verlinden als schepen tho Sevenu(m)
vnd gerichtelicken gep(re)sentiert al soe daene penno(n)gen
soe onder hen schepen van Dennen van Goer gecon-
signeert, aengesien die sententz soe ter Horst, Seve-
nu(m) vnd Kessel vnde Helden ergaen, dat der
volmechtige van Marnix in die voerss geconsig-
neerte penno(n)gen gewesen, te ontfangen, dieselue
penno(n)gen gemelte schepen Dennen volmechtigeren Leo-
nadt Caspars gep(re)senteert nestcom(m)ende dynsdach
wesen(de) den 24-en decemb(ris) 1602, te leueren, sonder
faute, want sy schepen die voerss geconsigneerte
penno(n)gen wollen ontslaegen sijn, alles op coste van
partye, vnd die schepen aerbeijt, Soe fern auer
gemelter volmechtiger sich beswaert beuonde vnd
op bestimpte tyt ter platsen daer die penno(n)gen
sullen ouerleuert worden, dat sy schepen voer den
scholtis vnde schepen hebben geprotesteert, vander
voerss presentation, daer by versocht attestatie
midtsgaders quitantz van soedanige pennongen
in voerleden Jaer soe wter dese voerss
pennongen gelicht, neffens syne hebben(de) volmacht
in handen obgenanten schepen aenstont te leueren
Jn orkondt der waerheyt dat der volmechtiger
Leonardt Caspars ditselue onderschreuen, Actu(m)
als bouen
[hieronder tekstblok handschrift en handtekening Leonardt Caspars:]
Beken Jch Leonhardt Caspars volmechtiger
der von Marnix vnd hoir vurs(schreven) dass vorgaende
presentation vnd protestation in præsentie
dess gerichtz tot Seuenum gethan ist,
Woruber Jch bedancken genoemen vnd nich
verssluiert dass ein gelegenheit meinen hern
principalen wer s[ch]rieben hette, vnd vor
gehabber resolution von denselbigen hier jnne(n)
nur nichtz zuthuir gebuere, ausserhalb, en
Jch erbuetigen die versochte quitantz vnd vol-
macht authentick hinden den vurss(chreven) scheffen
zu uerlassen,
Leonhardt Caspars
[afb. 170 links:]
Gedinge gehalden den 7-en januarij
anno 1604
Die partijen Derick Verhillen als momboir van
Marten Letiens kindt ter eenre, vnde Geradt
Roeskens als momboir Wijllemken Janss kindt
ter andere, sullen sich vergelycken hier en tuschen
ten naesten, soe hem moegelicken, soe niet,
sullen partyen ten naesten aenspraeck, antwort
konden vnde kondtschappen op eene dach infuhren,
Clerniss,
De schepen ercleren Wijllem Metten op syne behoer-
licken noth, tegens Jan Clomp vander Horst,
Jan Clomp verorkunt,
Gedinge gehalden den 13-en octob(ris).
anno 1604
De saecken tuschen Bastians Monts en(de) Derick
Fransen sullen vergelycken hier en tuschen ten naesten
soe fern moegelicken, soe niet, sullen partyen ten
naesten aenspraeck, antwort, conden en(de) kondt-
schappe op eenen dach infuhren,
Clerniss,
De schepen ercleren dat Jan van Helden van Bree synen
noth inbrengen sal tegens ten naesten soe recht, alles
opt mahnen des scholtissen dat hij huyden nu recht
niet compariert was tegens Jenniss Splinters
vnd Jan de Schoenmecker,
[afb. 170 rechts:]
Gedinge gehalden den x-en nouemb(ris):
anno 1604
Clerniss,
De schepen ercleren aengaen(de) den bewijsselicken noth
van Wyllem Metten tegens Jan Clomp
dat gemelte Wyllem synen noth niet bewesen en heft
als recht
Gichtwordt,
Durch verbott en(de) voetsettinge
Aenclacht,
Jacop Albertz verorkunt dat hy huyden alhier in
recht compareert tegens Geritien Schepers, vnd
syn contrapartye niet in recht betrocken, ver-
suecken(de) restitutie van costen en(de) schaden,
Gedinge gehalden den 27-en april
anno 1605
Gichtwordt,
Peeter Roeskens richterbaedt drecht af dat Reijnken
van(de) Camp een com(m)er aangelacht aen Derick de Smet aen syn gereet
en(de) ongereede guederen, voer 1000 gult g(ulden) mj(n) ee(n)s
penn(in)cks en(de) schade met recht Derick de Smet voetsettinge gedaen
coram Jan Verheyen, en(de) Maes Veraerdtbruggen,
schepen
Aenclacht,
Reijnken van(de) Camp clacht ouer Derick de Smet voerss
seggen(de) hem tselue noth te doen aengesien beclachter
sich heft laeten gelusten achter des clegers rugge
hem in syner ehren te befaemrohuen in aenhoeren
van goede luyden, en(de) sich heft laeten verluijen
dat cleger were een dief en(de) een schelm, en(de) hy
[afb. 171 links:]
cleger den beclachten met pennongen onthauen ofte
ontbuert hedde, dan hem clegeren competieren(de)
were, segt cleger dat beclachter tselue gehalden
sal syn met geloefweerdige kondtschappen te
bewysen, soe niet, sal beclachter gehalden syn
dieselue scheldtworden met alles dijen aengaen(de)
te wederroepen en(de) dieselue in laeten gaen
daer wt die her geuloeten syn sittens gerichts
voer den scholtiss en(de) ersamen gerichten, seggen(de)
tselue erdacht en(de) gelogen te hebben, oft daer
voer te doen nae erkenteniss der ersamen gerichten
wold oock cleger lieuer dat beclachter sulx niet
gedaen en hedde, en(de) hem clegeren sulx soe schande-
licken befaemroeft dan hy daer voer solle verrich-
ten den clachtpenno(n)ck nae inhalt com(m)erslaechs
Dingt sich conden aen met den gerichtelicken schaden
Antwort,
Derick de Smet sittens gerichts compareert
en(de) wtdruckelicken verclaert niet te weeten
te seggen van Reynken vanden Comp voers
van ehr en(de) deuchdt, hem halden(de) voer een
oprecht en(de) vroem man, soe voer als
nae, Verorkunt Reynken voerss,
[afb. 171 rechts:]
Gichtwordt
Peeter Roeskens rechtebaedt drecht dat Marten Schenck
een schryckinge gedaen heft als momboir Reynken
Montz, tegens alsulcke com(m)ers soe aengelacht
syn aen Lambert Monts guederen, voer hondert
dalers, coram Geradt Roeskens en(de) Wyllem
Verlinden, schepen, Jan Roeskens als mombior [sic: momboir]
van vyff partyen voetsettingen gedaen,
Aenclacht,
Marten Schenck voerss als momboir clacht vnde
sprickt aen alsulcke guederen als Lambert Montz
heft tho weeten die cleyn Vlfft
van negen hond(er)t dalers, nae luyt der gicht-
wordt en(de) gedaene schrijckinge, tegen alsoe-
daene com(m)ers als aen(de) voerss goeden aengelacht
syn, welcke hond(er)t dalers den kerspel wegen des
momboirs principalen verstreckt syn op contri-
butie, seggen(de) die penno(n)gen soe den kerspel voer
verstreckt syn(de), voer al behoeren te gaen, en(de)
nijemandt by den kerspelen behoeren bedroegen te
worden, Js cleger derhaluen eyschen(de) syne wt-
gelachte penno(n)gen, Jn weygeringe van dijen
beclacht cleger den beclachters voer die voerss
hond(er)t dalers, Dingt sich conden aen met den
gerichtelicken schaden,
Antwort,
Jan Roeskens volmechtiger ontkent die clacht met
den clachtpenno(n)ck soe wyt recht vermach, kennen(de)
clegers noeth sijnes principalen vanden eysch
in t cleijn noch int groet niet schuldich te syn
ten were saecke dat der cleger ter goeder
tyt quame en(de) beweess soe recht dat syn princi-
palen Lambert Montz ter eeniger tyt eenige
pennongen verstreckt hedde met seeckeren schyn en(de)
bescheyt daer van te ehbben die alder were dan
dieselue schulden die beclachters principalen en(de)
hy mede selfs aen die gueder te suecken hebben
met recht, en(de) daerom nothwendich die com(m)erss
[afb. 172 links:]
aengelacht hebben, en(de) moeten doen, dat moest
hem beclachter wael en(de) roes doen, Verorkunt
soe gerichtelicke sich clege heft laeten verluijden
die pennongen voer die contributien, voer dieselue
gueder van Lambert Montz verstreckt syn, sal
tselue soe gerichtelicken schuldich syn te bewysen
Dingt sich conden aen met den gerichtelicken schaden
Gedinge gehalden den 25-en maij,
anno 1605
Gichtwort,
Peeter Roeskens richterbaedt drecht af dat hij
Jtgen Dericks voer recht heft doen bescheyde,
tegens Henrich Schenck landtscholtis, voer
allet gene hy op huer persoen te spreecken heft
Aenclacht,
Henrich Schenck clacht over Jtgen Dericks
voerss, seggen(de) dat sy beclachterss sich heft laeten
gelusten syner huysvrouwen vader sa(liger): Frederich van
Hulss die ontrent ouer 20 Jaeren in Gott al-
mechtich verstoruen is geweest, te defamiren,
tegens verscheyden persoenen met seer schande-
licke afgrijsselicke en(de) onerhoerte worden
wij tselue genochsaem in dach van conden
blycken sal, aengesien en(de) dijwijll tselue is
strecken(de) groetelick tot onehr van des clegers
huijsvrowen saliger vader, als oock tot een
eeuwige diffamatie en(de) schandael van alle syn
naecom(m)elingen, want syne naecom(m)elingen tselue
niet en vertedingten soe recht, soe en staet hem cleger
als man en(de) momboir van Derisken van Hulss
[afb. 172 rechts:]
als een naegelaeten dochter van saliger Frederich
van Huls, tgene voerss niet te lyden om
eenich goet vander werelt, segt daerom cleger
de sy beclachterss gehalden sal syn alsulcken
schandelicke, afgrijsselicke onerhoerte worden
te bewijsen soe recht dywyl sy beclachters die
selue durch den heeren pastoer heer Alart Ver-
zondert bestendicht, wy in dach van conden
oock blycken sal met geloefweerdige onpar-
tijge konden en(de) kondtschappen dat dieselue
worden waer syn dat sy beclachterss dieselue
wter hueren mont heft laeten gaen en(de) ge-
sproecken, soe niet, sal sy beclachterss ge-
halden syn alsulcke worden opentlichen voer
desen ersamen gerichten te reuoceren en(de) be-
kennen die selue valschelicken erdacht ende
gelogen te hebben, om gestraeft te worden
tot exempel van anderen, soe tselue nae
deser banck en(de) ouerquartiers rechten sal behoeren
te beschyen, sal oock mede gehalden syn hen
clegeren te restitueren tgene hy cleger tot ver-
tedigong van(de) voerss Jniurien [= injurien, verwondingen] nothwendich
heft moeten employeren, en(de) noch tot dijen eijnde
employeren mocht, Jn weygeringe van dyen
beclacht cleger die beclachters aen voer 1000
golt g(ulden) mj(n) eens penn(in)cks, Dingt sich
conden aen, met sampt des heeren bruecken en(de)
costen van rechten,
Antwort
Henrich Schenck voerss verorkunt dat Jtgen Dericks
de Justitie versmaet en(de) in recht niet gecompa-
reert desen huydigen dach,
[afb. 173 links:]
Gedinge gehalden den 9-en
juny, anno 1605
Henrich Schenck scholtis erschijnt sich
nochmaels en(de) verwacht antwort van
Jtgen Dericks op sijne gedaene clacht,
Clerniss,
De schepen ercleren, aengesien Henrick Schenck
scholtiss sijn aenclacht gedaen op Jtgen Dericks,
en(de) niet op Letgen, en(de) soe Letgen ytwas te
sprecken versueckt beneffens recht, ercleren de
schepen, soe der scholtiss voerss hem Letgen
vergunt te spreecken inder saecken, nach der
schepen lyden, soe auer der scholtiss tselue
niet consentieren en wil, en sal Letgen
geen spreecken hebben beneffens recht,
der scholtis voerss verorkunt,
Henrich Schenck protestiert en(de) verorkunt
dat Jtgen Dericks noch maels die h. Justitie
veracht heft en(de) niet in recht gecompareert
en(de) syner clachten antwort gegeuen, aengesien
waerom sy beclachters desen huydigen dach niet
angebracht en heft eenich nothbewijss waerom
sy tselue hed moegen laeten,
[afb. 173 rechts:]
Gedinge gehalden den 22-en
junij, anno 1605
Henrich Schenck cleger erschijnt sich nochmaels
tegens die beclachtess Jtgen Dericks, seggende
dijwijl sij sich heft laeten gelusten opten iersten ge-
richts dach die h: Justitie wt luijteren moet-
wil te verachten, en(de) trecht te versmaeden,
Wij oock insgelijcken opten tweeden gerichtsdach sonder
in te brengen eenich noth bewijss, wy sulx
gebuert nae desen Geldersen en(de) Ouerquartiers
rechten, heft daerom nochmaels dieselue be-
clachterss, soe wel sich tselue nae desen landt
en(de) Ouerquartiers rechten niet en gebuert, tot
ouervloet durch den gerichtsbode laeten waerschuwen
en(de) aduerteren, op dat yederman sien solle, dat
hy cleger hant in huer recht niet en begeert to
versteecken, dat sy beclachterss op desen gerichtsdach
ter goeder tyt sich noch geforst solle maecken, hem
clegeren te bewijsen, tgene sy sich heft laeten
gelusten op clegers huysvrowen saliger alders
te spreecken,
Clerniss,
De schepen ercleren dat Jtgen Dericks als be-
clachterss gehalden sal syn antwort te geuen
aengesien der cleger syn clacht nu voer
desen gerichtdach gedaen, cleger verorkunt
Clerniss,
De schepen ercleren, aengesien de contrapartije
daerop letten dat die banck niet vol en is
halden de schepen hueren voirst, als aengaen(de) van
dingelachte boeten van vijf stuyuers voer die
verschenen twe verlopen gerichtsdagen, daerop der
cleger sustineerden meer verbrueckt sold hebben
[afb. 174 links:]
Clerniss
De schepen ercleren, soe lange die beclachterss
der clachten geen antwort gegeuen heft, en sal der
cleger daer voeren geen kondtschappen en sal
moegen infuhren
Clerniss,
De schepen ercleren, opt aenhalden des cleger dat
beclachterss gehalden soll syn borgen te stellen
dat sy beclachterss sal gehalden sal sijn, borgen
te stellen, ter oersaecken die clacht aengelacht
aen die beclachterss, en(de) niet aen hueren man
als hueren momboir, en(de) sy beclachterss geen
eygen goet en heft noch verbrengen van sonder
wil en(de) consent des manss, cleger verorku(n)t
Letgen Veruergelt borge gebleuen met con-
sent des clegers met desen eenen borge alleen,
sonder preconditie van naecom(m)ende partyen,
wel uerstan(de) borge gebleuen den rechte genoch
te doen,
Antwort,
Jtgen Dericks ontkent die clacht met den
clachtpenn(in)ck soe wijt recht vermach, ontken-
nen(de) clegeren ouer al niet schuldich te syn
ten were saecke cleger beweess met geloef-
werdige, leuen(de) konden en(de) kontschappen oft
seecker bescheyt, dat sy eencih bewys ge-
sproeken hed, dat sy ytwas bewijsen solle,
Oock dat huer beclachterss niet afgemacht en
were nae deser Ouerquartiers rechten, dat
sy sulx gestandt doen wolle, seggen(de) derhaluen
niet gehalden syn int cleijn noch int groet
oock, sittens gerichts bekennen(de) sulx niet te
bewysen, daer mede verhopen(de) cleger een onrechte
clacht gedaen sal hebben, en beclachtess een rechte
veranteringe, Dingt sich conden aen met
den gerichtelicken schaden
[afb. 174 rechts:]
Henrich Schenck segt dat beclachterss sich laet
verluijen in huere antwort dat hij cleger huer
beclachterss alsulcke worden niet af en heft laeten
vragen, Js onnoedich geweest nae desen Gelder-
sen en(de) Ouerquartiers rechten, ter oersaecken
dat sij beclachterss den weerdigen heeren pastoer
heer Alart Verzondert bij hem cleger gesonden
heft. en(de) durch den seluen laeten bestendigen
en(de) aenseggen, wat Mercken Henniss ofte
Roeskens genant getuijcht hedde, dat sij
dieselue worden gestandt dede, en(de) noch
daer bij bleue,
Jtgen Dericks segt hierop, dat sy die worden
gestandt doet, auer niet dat sy sulx bewy-
sen wil, oft van ander luyden hoeren seggen,
gelijck sy beclachterss oock gedaen heft,
presentieren(de) sulx bij heuren eedt, dat sij
sulx van Jan Reynen sulx gehoert heft,
Henrich Schenck segt hierop dat sij gehalden sal
syn, dywyl sy beclachterss segt van hoeren
seggen te hebben, en(de) daerop die diffamatie
gedaen heft nae desen Geldersen en(de) Ouer-
quartier rechten, den geenen te brengen
die sulx gesacht heft en(de) bestendicht hier
voer desen ersamen gericht, soe niet, sal sy
der man selfs syn,
Jtgen Dericks segt hierop, dijwijl de wordt ge-
uloeten syn by leuen des manss, soe soldt men
dije tyt gesproecken hebben in synen leuen, en(de)
nu niet, en sal noch niet geoersaeckt syn
sulx te bewysen, nu noch nijmmermeer
[afb. 175 links::]
Henrich Schenck segt dat beclachterss sich
laet verluijen die worden gesproecken te hebben
bij tleuen van eenigen man dat sy sich nu
tot referiert, dieselue gesacht solle hebben
en(de) nu in Gott den Heeren verstoruen solle
syn, is buyten des clegers weeten geweest
soe heft cleger dieselue niet ehr con(n)en
vertedigen, sy en moesten iersten tot syner
kennisse com(m)e syn, persisteert bij syn
vorige behulpreden
Ende segt noch dat sij gehalden sal syn de-
se geenen te brengen, die deselue worden
gesproecken heft en(de) gestandt doet, waer
tegens hy cleger sich vertedigen mach, oft
neen, sy beclachterss sal der man selfs
syn, nae deser Ouerquartiers rechten,
Jtgen voerss segt nae als voer, dat sy als be-
clachterss niet gehalden en sal syn sulx te doen
als cleger hier bouen verhaelt, bliuen(de) nae
als voer by huere gesproeckene worden
Henrich Schenck segt dat dat
cleger der beclachterss in dat punct geen
geloeff tho en diecht, dywyl sy beclachterss
op doode luydt gesproeken heft, en(de) oock
sich referiert op doode luyde diet tselue
gesacht sollen hebben, segt als voer hin dat
sy beclachterss gehalden syn, nae desen Ouer-
quartierss rechten, te brengen die sulx gesach en(de) gestandt doet
heft voer desen ersamen gerichte ofte meer,
sij beclachterss sal de man selfs syn,
De schepen hebben geconsentiert huere gedagingen
somet den gerichtsbade, sullen gedaechdt sijn en(de)
bliuen biss ten naesten,
[afb. 175 rechts:]
Gedinge gehalden den 25-en octob(er)
anno 1605
Aengaen(de) die vereede gedaechden als schepen en(de)
richtebaede sullen gedaechdt bliuen tegens den mesten
aengaen(de) inde procedure van(de) landtscholtiss en(de)
Jtgen Dericks,
Henrick Schenck als scholtiss segt hier op dat
hy als cleger geresoluiert was om als huyden
in recht te procedieren, en(de) soe Jtgen Dericks
daerop gelett dat die banck niet vol en was
dat daerom die procedure verbleuen was
De saecken tuschen Metien Neijers en(de) Geradt
Snellekens sullen sich vergelycken hier en tuschen
ten naesten, soe fern moegelicken, soe niet, sullen
partyen ten naesten in recht procediren
Gedinge gehalden den 16-en
nouemb(er): anno 1605
Clerniss,
De schepen ercleren, aengesien int vorige gerechte
versproecken dat alle vereede kondtschappen sollen
gedaechdt bliuen tegens den naesten, sullen par-
tyen wen es geliest huere kondtschappen infueren
Schenck scholtiss verorkunt
Clerniss,
De schepen ercleren en(de) seggen te bliuen by het voerss
sententz, en(de) soe die schepen wegen Jtgen Dericks
om kondtschap gedaechdt syn, wort hier van
Jtgen Dericks afgeuracht sal worden, huer kondt-
schap afdraegen als recht syn sal,
Kondtschappen Henrich Schenck
scholtiss c(on)tra Jtgen Dericks
[afb. 176 links:]
Henrich Schenck landtscholtiss streckt in attesta-
tie ingestreckt by den schepen van Seuenum
gedaen geteijckent H, p(er) Verorkunt
Tuijgen die zemptliche schepen, ehr en(de) beuores die
getuyge inde voerss kondtschap vermelt, dat
der scholtiss genochsaem vermaent heft, dat sy
sich wael bedencken sollen ehr sy kondtschap
droegen, en(de) huer conscientie niet en beswaer-
den, dat sy die gerechte waerheyt spreecken
solle, nyemandts om lieft oft om leet
Verorkunt
Tuijcht Mercken Hennents segt dat sij noijt heft
hoeren seggen Jtgen Dericks tgene inde kondt-
schap verhaelt, dat tselue Jan Reijnen huer
gesacht hadde,
Tuijcht Mercken voerss dat onder alles soe die
worden geuloeten waren, dat Jtgen Dericks den
mael gesacht hedde, dat selue waer were dat sy tselue wael wist,
soe in huer kondtschap bouen verhaelt
Verorkunt, met eede bekreftiget
Henrich Schenck streckt noch een attestatie
by den schepen van Seuenum gedaen inhalt
desseluen, geteyckent L, p(er), Verorkundt
Tuijgen de schepen Wyllem ingen Hoeck en(de)
Ercken vanden Broeck, seggen te bliuen by dese
opgerichten attestatie, en(de) gehoert dat der
scholtiss den pastoer vermaent hedde, dat hy
anders niet seggen solle als die gerechte
waerheyt, Verorkunt
[afb. 176 rechts:]
Tuijcht Peeter Roeskens dat den pastoer syne gege-
uene kondtschap voergelesen is worden voer etz-
liche dagen, en(de) dat der pastoer denmael syn
gegeuene kondtschap gestandt gedaen en(de) daer
by gebleuen, Verorkundt, soe lief als
verweert,
Henrich Schenck streckt noch in een briefken
onder Geradts Roeskens handt, inhalt
desseluen, geteyckent, H, p(er), Verorkunt
Henrich Schenck segt met syne ingefuerde
kondtschappen genochsaem bewesen te hebben dat
beclachterss die defamatie gedaen heft nae
luijt syner clachten, Aengesien dan be-
clachterss die worden soe Mercken Hennents
getuycht heft, doer den heeren pastoer heer
Alart Verzondert heft doen bestendigen en(de)
daer by gebleuen, sal derhaluen gehalden syn
dieselue worden soe Mercken voerss getuijcht heft
te bewijsen, met geloefweerdige onpartijgen
conden en(de) kondtschappen soe recht, soe niet,
sal gehalden syn daer voer te doen wat die
h. Justitie en(de) schepen erkennen sal wat recht
is, alles inder clachte wyders verhaelt
Soe viel aengaet het schriue(n)s soe cleger in-
gedient van Geradt Roeskens eijgen handt
segt daer met te bewijsen, dat beclachterss
ierst niet en is, dat sy goede eerlicke luijdt
achter hueren rug gediffamiert en(de) huer ehre
afgesneden heft, het welcken hy cleger desen
ersamen gerichten wel voer ogen heft willen stellen
[afb. 177 links:]
op dat sij tselue sullen behertigen, en(de) erkennen
moegen, dat die beclachterss straffens weerdich is
halden(de) open wtheymse open tegens ten naesten
in te fuhren,
Strafwordt Jtgens Dericks c(on)tra
Henrick Schenck scholtis,
Jtgen Dericks wederlecht clegers ingefuerde
conden en(de) kondtschappen soe schriftlich als
mondtlich,
Seggende dat huer dieselue in geenen rechten
tegen staen sullen, met deser bescheydenheyt
dat der cleger desen huijdigen sittens gerichts niet
bewesen en heft, nu noch ny(m)mermeer bewysen en
sal, dat der cleger die beclachterss eenige ge-
richtelicke afvraginge gedaen heft, daer dese
strydige worden her afgewaschen syn, oft sy die
bestendige word, oft gestandt gedaen, welckes
niet geschiet.
Dije kondtschappen van Mercken Henne(n)ts en(de) den
pastoer voerss, sullen huer insgelycken niet
hind(er)lich wesen, soe sich sulches in actis beuu(n)den
sal, Verorkunt
Vnde dat ingelachte schrift van Geradt Roeske(n)s
en(de) hebben wy niet gesien van(de) cleger, vanden
Geradts Roeskens als een gerichtspersoen dat der
scholtis als cleger eenige volmacht
getoent van Geradt Roeskens voerss, soe
Geradt Roeskens eenige worden gehadt mocht
hebben met Jtgen voerss, dijwijl hy een gerichts-
persoen en den heer vereedt is, vier ofte vijff
jaeren geleden, oock huer geen afvraginge geschiet
en is, om sulx te bewijsen, soe en geft huer
[afb. 177 rechts:]
beclachterss niet wenich wordt dat cleger sulx
inbrengt dat hem cleger niet aen en gaet
oock synen recht niet gelyck en is tho vertedigen
het is huer en(de) in Ouerste quartier een recht
dat alle clapworden sonder afvragen in geenen
rechten deses quartiers moegen bestaen, en(de) sullen
clapworden voer en(de) nae syn soe aen beyden
syden in gebracht, en(de) sullen den regel der landt
en(de) des Ouerquartiers rechten volgen, al-
sulcke scheltworden soe cleger in syner clach-
ten heft laeten verluijden, sonder afvragen
sullen veldtworden en(de) geen scheldtworden syn
Segt beclachters dat der cleger daer kondtschappen
ingefuert heft, die achter de banck veruat
syn voer den roepdach des gerechts, van die
kraemvrow die sal vrij syn geen kontschap
te geuen ehr en(de) beuorens sy hueren kerckga(n)ck
gedaen sal hebben,
Jnsgelycken van(de) heer pastoer tsal tegen die
notuer syn der landtrechten, die kondtschappen
te gedaegen als den roepdach geschiet is
wegen des gerichts, soe sy dieselue achter die
banck geschiet, en sal haer in geenen
rechten hind(er)lich syn,
Jnsgelycken oock Mercken Hennents, sal huer
oock in synen rechten niet hinderlick syn,
Verorkunt
Henrich Schenck verorkunt dat beclachters noch
by hueren worden persistiert, seggen(de) dat hy
cleger huer beclachters dieselue worden niet
af en heft doen vragen, is onnoedich geweest
dywijl sij dieselue durch den heeren pastoer
[afb. 178 links:]
bestendicht heft, wij genoechsaem gebleecken is,
Jtgen Dericks segt, sonder afvragen, oock van
in te brengen van lichtuerdige conden oft ge-
clap sonder afvragen, en(de) geen vermiet gedaen
sulches te willen bewijsen, en sal huer in
hueren rechten niet hind(er)lich wesen, Verorku(n)t
Kondtschappen Jtgen Dericks
c(on)tra Henrich Schenck voerss,
Tuijgen die zemptliche schepen dat sij om huer
gebuerlicke gerechticheyt van(de) scholtiss niet
gesant syn woerden tot Jtgen voerss, oft sy sulche
worden gestant dede van die strydige worden
Verorkunt
Tuijcht Marten Schenck segt dat hij tuijge niet
op Jtgen Dericks ehr gesproecken en heft,
Tuijcht Mercken Hennents, segt dat sy tuijge niet
gesacht hedde, dat Jtgen die stridige worden
bewijsen solle, Verorkunt
Tuijcht Gisbert Truijen en(de) Metien Thonen seg-
gen(de) dat sy tuijgen Jtgen Dericks knaep hebben
hoeren seggen, dat der knaep soe wael als syn
vrow die worden hedden hoeren seggen van Jan
Reynen, in Jtgen Dericks huyss daer hij satt
en dronck, Verorkunt,
Tuycht Jan Leuten seggen(de) dat hy den knecht
van Jtgen Dericks opter straeten hed hoeren seggen
dat hij van(de) man oock hed hoeren seggen
dat die kist ledich were, Verorkunt
Tuygen Wyllem Verlinden en(de) Aletien Dericks een-
drechtelicken dat sy ongefehrlichen by Jtgen Dericks
huyss geco(m)men al waer Aletien by Jtgen voerss sat
en(de) spraecken met malcanderen en(de) dat onder
[afb. 178 rechts:]
alles gehoert dat Jtgen tot hen tuijge gesproecken
Jan Reynen were cortelicken wter huere huyse
gegaen, en(de) hed gesacht, dat des scholtssinien
vader wanneer die dregers hem droegen een
ledige kist geladen hadden, en(de) dat Jtgen voerss
tot Jan Reijnen gesacht, Jesus, Jan derf dy
dat seggen, en(de) een cruijtz voer haer slaen(de),
Verorkunt,
Tuijcht Peeter Pruijme(n)s seggen(de), dat
der knecht sitten(de) bij den vier van eenen
man hed hoeren seggen datter een ledige kist
begrauen were, Verorkunt
Tuijcht Wyllem ingen Hoeck en(de) Erken vanden
Broeck schepen, dat der pastoer heer Alart
voer hen luyden becant, dat Jtgen gesacht
hedde dat sij geen bewijsst doen wolle, dan
dat der scholtiss haer niet en betalden,
sij wold eenen eedt doen dat sy het Jan
Reijnen hed hoeren seggen,
Tuycht Mercken Verlinden dat Jtgen de pastoer
nae geroepen, van geenen bewijss, dan
dat sij Jtgen den mael gesproeken, dat sy
mhet hueren eedt bekreftigen dat Jan
Reijnen huer sulx gesacht hedde, Verorkunt
Hier mede sluyten(de) van inheijmse conden
furbehalden wtheijmse conden, straf en(de)
behulp rede ten naesten te beyden sijden huere
wordt en(de) wederwordt
[afb. 179 links:]
Gedinge gehalden den 1-en martij,
Anno 1606
Behulpreden Jtgen Dericks c(on)tra
Henrich Schenck,
Jtgen Dericks segt alle die ingefuerde conden
wegen des clegers en sullen haer niet hinder-
lick wesen in hueren rechten, en(de) die konden
voer den roepdaech achter de banck geschiet syn(de)
sal tegen natuer alle landrechten sijn,
Dijwijl der pastoer ierst kondtschap gedragen heft
en(de) daer nae de beclachtersse insgelijcken niet
accordieren(de), sonderen luyden(de) op Mercken Hennents
kondtschap, sal de pastoer syn kondtschap op
wanck gelouige vrouwen luijden niet in recht staen
Soe dan eenige konden niet achter-
rugen te veruatten, sonder voer het ersame gericht
en(de) sullen goet van naem en(de) faem syn,
Seggende een vrow in recht te trecken sonder ge-
richtelicke afvraginge sal tegen natuer aller
landrechten syn, ouermidts sij beclachters niet
gescholden en heft, noch gestandt gedaen ijtwas
te bewijsen
Henrich Schenck segt dat syn ingefuerde conden voer
de gerichtsdach veruat syn, heft hij cleger moeten
doen om gefahr van afsteruens, syn niete-
min veruat gerichtelicken en(de) beweert, oock opten
gerichtsdach gedaegdt, wij tselue nae desen Gelder-
sche Ouerquartiers rechten gebuert, Js derhaluen
onnoedich op des beclachterss inbrengen meer te
antworden,
[afb. 179 rechts:]
Strafreden Henrich Schenck contra
Jtgen Dericks
Henrich Schenck wed(er)legt beclachterss ingefuerde
inheijmse conden soe wijt recht vermach, soe
hem dienlick syn, treckt hij aen tot behoeff sijns
goeden rechten,
Aengaen(de) die kondtschappen van Wijllem Verlinden
Mercken syn huijsvrow en(de) Aletien Dericks segt
cleger dat in desen noch in geenen rechten aengenohmen
en behoeren te worden, dijwijl sy althosamen part-
tijch en(de) beclachterss manss en(de) siner susters en(de)
broeder syn en(de) besonder dijwijl sy tuijgen van
hoeren seggen, wt des eijgen beclachterss mont,
den men geenen geloeff en behoert tho te dra-
gen in haer eijgen saeke, al ehr en(de) beuore(n)s
sy beclachterss en heft bewesen soe recht het
geene sy gesproecken heft op die ehr van
Geradt Roeskens, als oock insgelijcken op
clegers huijsvrowen vader saliger
Aengaen(de) die kondtschappen van Gisbert Truijen
en(de) syn suster Metien verorkunt, seggen(de)
dijwyl sy tuijgen dat beclachterss knecht Peeter
Pouwels sohn vanden Bercken in huer presentie
gesacht sold hebben, dat hij Jan Reijnen hed hoeren
seggen, doen men clegers huijsvrowen vader sa[liger]:
begrauen solle, dat men doen die ledige kist
begrauen hed, en(de) dat lichaem doen daer wt
were geweest, Aengesien denseluen Peeter
contrariu(m) ter tegens getuijcht heft voer Erken
vanden Broeck en(de) Wyllem in den Hoeck schepen
dat hij half slaepen(de) gewach gehoert hedde van(de)
ledige kist, maer hy en hed den man niet ge-
cant,
[afb. 180 links:]
Waer wt genoechsaem te nehmen is, dat sijne
kondtschap een versierde en(de) onwarachtige kondt-
schap is, en sullen clegeren daerom oock niet hin-
deren,
Dye kondtschappen van Pouwels vanden Bercken
en(de) Jan Loijten dywijl dieselue oock wter des
voerss Peeters mont van hoeren seggen getuijcht
hebben, en(de) alleen van hem Peeteren die alleen
een eensame kondtschappe is,
Aengaen(de) die kondtschap van(de) heeren pastoer voer
Wyllem ingen Hoeck en(de) Erken vanden Broeck
afgedragen opten 18-en noue(m)ber 1605, als dat
beclachterss syn Eerw: nae der handt beswaert
ofte tegen syn M: gesacht sold hebben om
hem cleger aen te seggen, dat sij tgene soe sij
beclachters op clegers huijsvrowen vader sa[liger]: ge-
sproecken, niet bewijsen en wolle, segt cleger
dat beclachterss tselue alle dagen vrij staet te doen,
maer sal hem cleger in sijnen rechten niet connen
hinderen, Aengesien en(de) dijwijl sij beclach-
terss lange daer beuorens deur den seluen heer
pastoer heft doen bestendigen allet gene wat
Mericken Hennents getuycht hed, tho weeten
dat cleger noch syn kinder met het goet soe
hij met sijner huysvrowen beco(m)men hed, niet
ryck solle werden, soe onehrlick were het bij
den anderen geslaegen, en(de) doen men syner huys-
vrowen vader sa[liger]: begrauen solle, dat het ligaem
doen wter der kisten were geweest, en(de) men hed
die ledige kist begrauen, wij genochsaem
blijckt, wt des heeren pastoers en(de) Mercken
Hennents kondtschappen, lange daer beuorens ge-
geuen, en(de) voer den gerichten met eede beweert
wij hij cleger dieselue in recht schriftelich inge-
fuert heft, waer tho hij sich is rieferen(de),
[afb. 180 rechts:]
Seggen(de) soe viel te meer aengesien sij beclachterss
geen voerss niet alleen bestendicht en heft doer
den voerss heeren pastoeren, maer noch sich heft
laeten gelusten opentlich te seggen, dat sy wael
wiste, dat tgene voerss warachtich were,
wij blyckt in des clegers condtschappen inden
prothocolle geschreuen, sal daerom desen huijdi-
gen dach gehalden syn, tselue te bewysen soe
recht, ofte neen, daer voer doen nae inhalt
der clachten, want beclachterss sich tot dijen
eijnde met huere ingefuerde condtschappen
noch deser tyt niet genochsaem gequeeten en
heft, want schoen bewesen were (dat niet en
is), dat sy tselue hed hoeren seggen,
Oock en sullen alle huere kondtschappen in desen
noch in geenen rechten behoeren aengenohmen te
worden, ter oersaecken, deseluer ergeen niet
eerder verweert en is,
Segt wyders cleger dat nijemantdt sich en
behoeft te verwonderen oft beclachterss tgene
voerss van sijne huijsvrowen alders versiert hed,
die huer vrembt syn, aengesien sy huer eijgen
swager Geradt Roeskens achter rugh wael met
versierde dingen heft doruen diffamieren, wij
blyckt wter dat schriuer(en) van Geradt Roeskens
eijgen handt bij den cleger ingedient, Js daero(m)
weerdich om gestraeft te worden tot exempel
voer anderen,
Kondtschappen Henrich Schenck
c(on)tra Jtgen Dericks,
Henrich Schenck streckt een schriftelicke kondtschap
by den schepen van Seuen(um) gedaen, de dato den 8-en
may, 1605, Verorkunt, geteyckent
H, X